26 oktober 2004
Het algemeen welzijn verplicht daarom alle leden van de maatschappij; niemand is ontslagen van medewerking — volgens zijn eigen mogelijkheden — aan de realisatie en aan de ontwikkeling van dit welzijn Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Moderne ontwikkeling van het sociale leven en de christelijke beginselen, Mater et Magistra (15 mei 1961) Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Aan Maurice Kardinaal Roy, bij gelegenheid van de 80ste verjaardag van Rerum Novarum, Octogesima Adveniens (14 mei 1971), 46 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1913. Het algemeen welzijn moet in zijn totaliteit worden gediend; niet volgens reductionistische visies die ondergeschikt zijn aan de voordelen van bepaalde mensen, maar vertrekkend van een logica die gericht is op het opnemen van een zo groot mogelijke verantwoordelijkheid. Het algemeen welzijn vloeit voort uit de hoogste menselijke neigingen H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. I-II, q. 94, a. 2: Ed. Leon. 7, 170: De heilige Heilige Thomas van Aquino plaatst de "kennis van de waarheid omtrent God" en het "leven in de gemeenschap" bij het hoogste en meest specifieke niveau van "inclinationes naturales" van de mens "Secundum igitur ordinem inclinationum naturalium est ordo praeceptorum legis naturae (...) Tertio modo inest homini inclinatio ad bonum secundum naturam rationis, quae est sibi propria; sicut homo habet naturalem inclinationem ad hoc quod veritatem cognoscat de Deo, et ad hoc quod in societate vivat", maar het is een moeilijk te realiseren goed omdat het de onophoudelijke vaardigheid en inspanning vereist om het welzijn van anderen na te streven alsof het om het eigen welzijn ging.
Ook hebben allen het recht om te genieten van de condities van het sociale leven die voortkomen uit de zoektocht naar het algemeen welzijn. Het onderricht van Pius XI blijft zeer actueel: “de verdeling van de geschapen goederen is, zoals elk schrander mens kan zien, heden onderhevig aan ernstige ontregelingen die te wijten zijn aan de grote ongelijkheid tussen een handvol extreem rijken en de ontelbare behoeftigen. Die verdeling moet ervoor zorgen dat iedereen krijgt wat hem toekomt en beantwoorden aan de eisen van het algemeen welzijn en aan de normen van de sociale rechtvaardigheid.” Paus Pius XI, Encycliek, Over de aanpassing van de sociale orde, Quadragesimo Anno (15 mei 1931), 137.