26 oktober 2004
“God kent geen aanzien des persoons” (Hand. 10, 34) Vgl. Rom. 2, 11 Vgl. Gal. 2, 6 Vgl. Ef. 6, 9 , want alle mensen hebben, als wezens die geschapen zijn naar zijn beeld en gelijkenis, dezelfde waardigheid Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1934. De incarnatie van de Zoon van God toont de gelijkheid van alle personen op het vlak van de waardigheid: “Er is geen Jood of Griek meer, er is geen slaaf of vrije, het is niet man en vrouw: u bent allemaal één in Christus Jezus” (Gal. 3, 28) Vgl. Rom. 10, 12 Vgl. 1 Kor. 12, 13 Vgl. Kol. 3, 11 .
Aangezien iets van Gods glorie schijnt op het gelaat van elke persoon, is de waardigheid van elke persoon voor God de grondslag van de waardigheid van de mens voor de mens Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 29. Bovendien vormt dit de ultieme grondslag van de radicale gelijkheid en broederlijkheid tussen alle mensen, ongeacht hun ras, natie, geslacht, oorsprong, cultuur of klasse.
Alleen de erkenning van de menselijke waardigheid kan de gemeenschappelijke en persoonlijke groei van iedereen mogelijk maken Vgl. Jak. 2, 1-9 . Om dit soort van groei te stimuleren, is het noodzakelijk om in het bijzonder de geringsten te helpen, om effectief voorwaarden voor gelijke kansen tussen man en vrouw te verzekeren en om een objectieve gelijkheid tussen de verschillende sociale klassen te garanderen door de wet Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Aan Maurice Kardinaal Roy, bij gelegenheid van de 80ste verjaardag van Rerum Novarum, Octogesima Adveniens (14 mei 1971), 16.
Ook in de relaties tussen volken en staten zijn condities van billijkheid en pariteit vereisten voor de authentieke vooruitgang van de internationale gemeenschap Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 47-48 Vgl. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot de 20ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (4 okt 1965), 5 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, De mensheid heeft moed nodig voor de toekomst, Voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de wereldorganisatie (5 okt 1995), 13 Ondanks de stappen die in deze richting werden genomen, mag men niet vergeten dat er nog heel wat ongelijkheden en vormen van afhankelijkheid bestaan Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 84.
Samen met de erkenning van de gelijke waardigheid van elke persoon en van elk volk, is ook het bewustzijn nodig dat men alleen de menselijke waardigheid kan bewaren en bevorderen wanneer dit gemeenschappelijk gebeurt, door de ganse mensheid samen. Alleen door overeenkomende actie van individuen en volken die oprecht bezorgd zijn voor het goede voor alle mensen, kan men komen tot een authentieke universele broederlijkheid Vgl. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot de 20ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (4 okt 1965), 5 Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 43-44; anders zal het voortduren van toestanden van ernstige dispariteit en ongelijkheid ons allen armer maken.
Gehandicapte personen zijn volledig menselijke subjecten, met rechten en plichten, die: “ondanks de begrenzing en het lijden die zij in hun lichaam en in hun mogelijkheden ondervinden, de waardigheid en de grootheid van de mens duidelijk accentueren” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Op de negentigste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Laborem Exercens (14 sept 1981), 22. Aangezien gehandicapten subjecten zijn die over al hun rechten beschikken, moeten zij worden geholpen om deel te nemen aan elke dimensie van de familie en van het sociale leven op elk voor hen toegankelijk niveau en in overeenstemming met hun mogelijkheden.
De rechten van de gehandicapten moeten worden bevorderd met doeltreffende en geëigende maatregelen: “het zou zeer mensonwaardig en een ontkenning van de algemene humaniteit zijn hen niet, zoals mensen die over het volledig gebruik van hun vermogens beschikken, tot het sociale leven en dus tot de arbeid toe te laten. Door zo te handelen zouden we in een ernstige vorm van discriminatie van sterke en gezonde mensen tegenover zwakken en zieken hervallen” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Op de negentigste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Laborem Exercens (14 sept 1981), 22. Er moet niet alleen een grote aandacht worden besteed aan de fysische en psychologische werkomstandigheden, aan een rechtvaardig loon, aan de mogelijkheid van promotie en het wegwerken van hindernissen, maar ook aan de affectieve en seksuele dimensies van personen met een handicap. “Ook zij hebben nood aan liefde en aan bemind worden, zij hebben tederheid nodig, nabijheid en intimiteit” H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Op het Internationaal Symposium "Waardigheid en de rechten van mentaal gehandicapte personen" (5 jan 2004), 5, in overeenstemming met hun capaciteiten en met respect voor de morele orde, die dezelfde is voor de gezonde personen als voor de gehandicapten.