26 oktober 2004
Één van de fundamentele taken van hen die actief betrokken zijn in internationale economische aangelegenheden is het bewerkstelligen van een integrale ontwikkeling in solidariteit van de mensheid, dit wil zeggen "het moet het welzijn van elke persoon en van de ganse persoon bevorderen". H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 14 Deze taak vereist een opvatting van de economie die op het internationale niveau de billijke verdeling van de rijkdommen garandeert en die rekening houdt met het bewustzijn van onderlinge afhankelijkheid - economisch, politiek en cultureel - die desondanks op een definitieve wijze de volken met elkaar verbindt en die maakt dat zij zich verenigd voelen door een unieke bestemming. Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2437-2438 De sociale problemen nemen steeds meer een globale dimensie aan. Geen enkele staat kan hier alleen mee omspringen of dit zelf oplossen. De huidige generaties ervaren aan den lijve de noodzaak tot solidariteit en voelen concreet de noodzaak om de individualistische cultuur te overstijgen Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Wereldvredeszondag 2000, Vrede op aarde (8 dec 1999), 13-14. Er is een steeds groter wordend bewustzijn van de nood aan ontwikkelingsmodellen die er niet alleen naar streven om "alle volken te verheffen tot het niveau dat nu de rijkste landen genieten, maar in solidaire arbeid een waardiger leven op te bouwen, daadwerkelijk de waardigheid en de creativiteit van iedere afzonderlijke mens te vergroten, alsmede zijn vermogen om te beantwoorden aan zijn eigen roeping en dus aan de daarin begrepen oproep van God". H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 29 Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 40-42
Een meer menselijke ontwikkeling in solidariteit zal ook ten goede komen aan de rijke landen zelf. In deze landen "neemt men dikwijls een soort van existentiële verwarring waar, een onvermogen om te leven en om de eigenlijke betekenis van het leven te ervaren, zelfs ondanks de overvloedige aanwezigheid van de materiële goederen. Een gevoel van vervreemding en een verlies van hun eigen humaniteit heeft bij de mens ertoe geleid om zich gereduceerd te voelen tot een radertje in de onderneming van productie en consumptie en zij vinden geen weg om hun eigen waardigheid als personen gemaakt naar het beeld en de gelijkenis van God te bevestigen" H. Paus Johannes Paulus II, AudiĆ«ntie, Bij de 100e verjaardag van Rerum Novarum (1 mei 1991), 2 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De ontwikkeling van de mens en de samenleving
Twintig jaar na Populorum Progressio van Paus Paulus VI, Sollicitudo Rei Socialis (30 dec 1987), 9. Rijke landen hebben de mogelijkheid getoond om materieel welzijn te creëren, maar dikwijls gebeurt dit ten nadele van de mens en de zwakste sociale klassen. "Men mag niet vergeten dat de grenzen tussen rijkdom en armoede evenzeer door de ontwikkelde maatschappijen heen lopen als door die welke bezig zijn zich te ontwikkelen. Zoals er in de rijke landen maatschappelijke ongelijkheid bestaat tot aan het niveau van de armoede toe, zo ziet men op parallelle wijze in de minder ontwikkelde landen niet zelden uitingen van egoïsme en vertoon van rijkdom die even verbijsterend als ergerlijk zijn". H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De ontwikkeling van de mens en de samenleving
Twintig jaar na Populorum Progressio van Paus Paulus VI, Sollicitudo Rei Socialis (30 dec 1987), 14