26 oktober 2004
De term “sociale leer” gaat terug op paus Pius XI Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over de aanpassing van de sociale orde, Quadragesimo Anno (15 mei 1931), 18-22 Pius XII spreekt in zijn radiotoespraak ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van Rerum novarum (AAS 33 (1941), 197) van "katholieke sociale leer" en in de encycliek Menti nostrae van 22 september 1950 (AAS 42 (1950), 657) van "de sociale leer van de Kerk". Johannes XXIII weerhoudt de uitdrukking "de sociale leer van de Kerk" (encycliek Mater et magistra: AAS 53 (1961), 453; encycliek Pacem in terris: AAS 55 (1963), 300-301) en gebruikt ook "christelijke sociale leer" (encycliek Mater et magistra: AAS 53 (1961), 453) of zelfs "katholieke sociale leer" (encycliek Mater et magistra: AAS 53 (1961), 454) en duidt het leerstellige “corpus” aan dat betrekking heeft op maatschappelijk relevante thema’s en dat vanaf de encycliek Paus Leo XIII - Encycliek
Rerum Novarum
Over kapitaal en arbeid
(15 mei 1891) van paus Leo XIII werd ontwikkeld in de Kerk door het magisterium van de Romeinse Opperherders en de bisschoppen in gemeenschap met hen Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Op de negentigste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Laborem Exercens (14 sept 1981), 3 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De ontwikkeling van de mens en de samenleving
Twintig jaar na Populorum Progressio van Paus Paulus VI, Sollicitudo Rei Socialis (30 dec 1987), 1. Uiteraard was dit niet het begin van de sociale zorg van de Kerk omdat zij zich nooit onverschillig voor het sociale heeft getoond. Niettemin markeert de encycliek Paus Leo XIII - Encycliek
Rerum Novarum
Over kapitaal en arbeid
(15 mei 1891) het begin van een nieuwe weg. Door zichzelf te enten op een honderden jaren oude traditie, signaleert zij een nieuw begin en een substantiële ontwikkeling van de leer van de Kerk in sociale aangelegenheden Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2421.
In haar voortdurende aandacht voor de mens in de samenleving, heeft de Kerk een rijk doctrineel patrimonium bijeengegaard. Dit heeft zijn wortels in de heilige Schrift, in het bijzonder in het Evangelie en in de apostolische geschriften, en heeft vorm en inhoud gekregen vanaf de kerkvaders en de grote kerkleraren uit de middeleeuwen. Het gaat om een leer waarin de Kerk, zelfs zonder expliciete en directe magisteriële tussenkomsten, zichzelf geleidelijk aan heeft herkend.