26 oktober 2004
Het politieke engagement van katholieken wordt dikwijls geplaatst in de context van het “laïcisme”, namelijk. het onderscheid tussen het politieke en godsdienstige terrein Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 92. Dit onderscheid “is een waarde die bereikt en erkend werd door de katholieke kerk en behoort tot het erfgoed van de hedendaagse beschaving” Congregatie voor de Geloofsleer, Activiteiten en het gedrag van de Katholieken op het gebied van de politiek (24 nov 2002), 6. De katholieke morele leer verwerpt echter duidelijk het perspectief van een laïcisme begrepen als een autonomie ten opzichte van de zedelijke wet: “in feite verwijst dergelijk ‘laïcisme’ op de eerste plaats naar de houding van de menselijke persoon die de waarheden respecteert die afgeleid zijn van de natuurlijke kennis in verband met het leven van de mens in de maatschappij, zelfs indien dergelijke waarheden door een specifieke religie worden hooggehouden, aangezien waarheid één is” Congregatie voor de Geloofsleer, Activiteiten en het gedrag van de Katholieken op het gebied van de politiek (24 nov 2002), 6. Een eerlijke zoektocht naar waarheid, die gebruik maakt van legitieme middelen om de morele waarheden betreffende het sociale leven — rechtvaardigheid, vrijheid en respect voor het leven en voor andere mensenrechten — te bevorderen en te verdedigen, is een recht en een plicht voor alle leden van een sociale en politieke gemeenschap.
Wanneer het magisterium van de Kerk tussenkomt in vraagstukken over het sociale en het politieke leven, houdt zij niet op met de vereisten na te leven voor een juist begrepen laïcisme, omdat “het Magisterium van de Kerk niet wenst om politieke macht uit te oefenen of om de vrijheid van mening van katholieken over contingente vragen te elimineren. Zij wil integendeel — in overeenstemming met haar eigen functie — het geweten van de gelovigen, in het bijzonder van hen die betrokken zijn in het politieke leven, instrueren en verlichten, zodat hun acties steeds de integrale bevordering van de menselijke persoon en het algemeen welzijn mogen dienen. De sociale leer van de Kerk is geen inmenging in de regering van de afzonderlijke landen. Zij vestigt wel de plicht van de katholieke lekengelovigen om moreel consistent te zijn, in het binnenste van hun geweten, dat enig en ondeelbaar is” Congregatie voor de Geloofsleer, Activiteiten en het gedrag van de Katholieken op het gebied van de politiek (24 nov 2002), 6.