26 oktober 2004
Het gezag moet de essentiële menselijke en morele waarden erkennen, respecteren en bevorderen. Zij zijn aangeboren en "zij ontspringen aan de werkelijkheid zelf van het menselijk wezen, zij drukken de waardigheid van de menselijke persoon uit en beschermen die: het gaat dus om waarden die niemand, geen enkele meerderheid en geen enkele staat ooit kunnen scheppen, wijzigen of afschaffen". H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de waarde en de onaantastbaarheid van het menselijk leven, Evangelium Vitae (25 mrt 1995), 71 Deze waarden vinden hun oorsprong niet in voorlopige of wisselvallige meningen van "meerderheden", maar zij moeten daarentegen enkel worden erkend, gerespecteerd en bevorderd als elementen van een objectieve morele wet, de natuurwet gegrift in het hart van de mens Vgl. Rom. 2, 15 , en als het normerend referentiepunt voor de burgerlijke wet. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de waarde en de onaantastbaarheid van het menselijk leven, Evangelium Vitae (25 mrt 1995), 70 Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 80 Indien ten gevolge van een tragische verduistering van het collectieve geweten het scepticisme de wezenlijke beginselen zelf van de morele wet in twijfel begint te trekken Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de eenheid van de menselijke maatschappij, Summi Pontificatus (20 okt 1939), 28, dan zou de juridische structuur van de staat zelf op zijn grondvesten beginnen wankelen en zonder meer worden herleid tot een mechanisme voor de pragmatische behartiging van verschillende en tegengestelde belangen. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de waarde en de onaantastbaarheid van het menselijk leven, Evangelium Vitae (25 mrt 1995), 70 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over kerkelijke moraalleer, Veritatis Splendor (6 aug 1993), 97.99 Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Activiteiten en het gedrag van de Katholieken op het gebied van de politiek (24 nov 2002), 5-6