
26 oktober 2004
Kinderarbeid, in zijn onduldbare vormen, is een soort van geweld die minder zichtbaar is dan andere, maar die daarom niet minder afschuwelijk is H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Wereld Vredes Dag 1996, Bereiden we voor de kinderen een vredige toekomst voor (8 dec 1995), 5. Dit is een geweld dat, voorbij alle politieke, economische en juridische implicaties, vooral een moreel probleem blijft. Paus Leo XIII uitte de waarschuwing: "Vooral een kind - en hierop moet strikt toegezien worden - mag pas naar de fabriek gaan werken wanneer zijn lichamelijke, geestelijke en zedelijke vermogens voldoende ontwikkeld zijn. Anders zal zijn jeugdige bloei, als een nog teder gewas, onder de vroegtijdige arbeid verslensen, en van zijn verdere opvoeding zou er niets meer terechtkomen" Paus Leo XIII, Encycliek, Over kapitaal en arbeid, Rerum Novarum (15 mei 1891), 33. Honderd jaar later is de gesel van de kinderarbeid nog niet overwonnen.
Zelfs in het bewustzijn dat, tenminste op dit moment, de bijdrage van de kinderarbeid tot het gezinsinkomen en de nationale economie in verschillende landen onontbeerlijk is, en dat hoe dan ook bepaalde vormen van deeltijdse arbeid voordelig voor de kinderen zelf kan zijn, veroordeelt de sociale leer van de Kerk de toename van "de uitbuiting van kinderen op de arbeidsmarkt gepaard met toestanden van onmiskenbare slavernij" H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Boodschap voor de 21e Wereldvredesdag, 1 janauari 1998, Uit recht op gerechtigheid voor ieder groeit de vrede voor allen (8 dec 1997), 6. Deze uitbuiting is een ernstige schending van de menselijke waardigheid waarvan elk individu, "hoe klein of hoe ogenschijnlijk onbelangrijk hij vanuit utilitair perspectief ook mag zijn" H. Paus Johannes Paulus II, Brief, Aan de Secretaris Generaal van Verenigde Naties bij gelegenheid van de Wereld Topontmoeting over kinderen (22 sept 1990), de drager is.