Arbeid vertegenwoordigt een fundamentele dimensie van het menselijke bestaan, niet alleen als deelname aan de schepping maar ook aan de verlossing. Hij die de pijnlijke last van de arbeid in vereniging met Jezus verdraagt, werkt in zekere zin mee met de Zoon van God aan het werk van de verlossing. Hij toont zich een leerling van Christus door elke dag het kruis op te nemen bij het uitvoeren van het werk dat hem is opgedragen. In dit perspectief kan arbeid een middel tot heiliging zijn en ertoe bijdragen de aardse werkelijkheid te bezielen door de Geest van Christus Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2427Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Op de negentigste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Laborem Exercens (14 sept 1981), 27. Op die manier begrepen is arbeid een uitdrukking van de volledige humaniteit van de mens in zijn historische conditie en in zijn eschatologische oriëntatie. Het vrij en verantwoordelijk handelen van de mens openbaart zijn intieme relatie met de Schepper en zijn creatieve macht. Tegelijk is arbeid een dagelijks hulpmiddel in de strijd tegen de misvorming door de zonde, zelfs indien de mens zijn brood verdient in het zweet van zijn gelaat.