26 oktober 2004
In geen geval mag daarom de menselijke persoon worden gemanipuleerd voor doeleinden die vreemd zijn aan zijn eigen ontwikkeling, die slechts volledige vervulling kan vinden in God en Zijn heilsplan: de mens transcendeert immers de wereld in zijn interioriteit en hij is het enige schepsel dat omwille van zichzelf door God is gewild Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 24 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 27.356.358. Daarom kunnen noch zijn leven, noch de ontwikkeling van zijn gedachten, noch zijn goederen, noch zij die zijn persoonlijke en sociale geschiedenis delen, worden onderworpen aan onrechtvaardige beperkingen in het uitoefenen van hun rechten en vrijheid.
De persoon kan geen middel zijn om economische, sociale of politieke projecten te realiseren die worden opgelegd door wat voor autoriteit dan ook, zelfs in de naam van de zogenaamde vooruitgang van de burgerlijke samenleving in zijn geheel of van andere personen, in het heden of in de toekomst. Het is daarom noodzakelijk dat publieke overheden er zorgvuldig over waken dat elke restrictie van de vrijheid of elke last opgelegd aan het persoonlijk handelen, nooit schade berokkent aan de persoonlijke waardigheid en dat de mensenrechten effectief in de praktijk worden gebracht. Dit alles is, opnieuw, gebaseerd op de visie van de mens als persoon, dit wil zeggen als een actief en verantwoordelijk subject van zijn eigen groeiproces, samen met de gemeenschap waartoe hij behoort.