COMPENDIUM VAN DE SOCIALE LEER VAN DE KERK
(Soort document: Pauselijke Raad "Justitia et Pax")
26 oktober 2004
De fundamentele boodschap van de heilige Schrift verkondigt dat de menselijke persoon een schepsel van God is Vgl. Ps. 139, 14-18
en beschouwt het feit dat hij beeld van God is als zijn specifiek en distinctief element: “En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen” (
Gen. 1, 27). God plaatst het menselijk schepsel in het centrum en aan de top van de geschapen orde. De mens (“
adam” in het Hebreeuws) is gevormd uit de aarde (“
adamah”) en God blies hem de levensadem in zijn neusgaten
Vgl. Gen. 2, 7
. “Omdat het menselijk individu is als het beeld van God, heeft het de waardigheid van een
persoon: hij is niet alleen iets, maar ook iemand. Hij is in staat zichzelf te kennen, zichzelf te bezitten en zichzelf in vrijheid te geven en in contact te treden met andere personen, en hij is door genade geroepen tot een verbond met zijn Schepper, om aan Hem een antwoord van geloof en liefde te geven, dat niemand in zijn plaats kan geven”
Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 357.