H. Paus Paulus VI - 13 mei 1967
Eerbiedwaardige broeders, heil en apostolische zegen
Het grote teken dat de heilige apostel Johannes aan de hemel heeft gezien, namelijk een vrouw, bekleed met de zon, Vgl. Openb. 12, 1 wordt in de heilige liturgie van de katholieke Kerk niet ten onrechte uitgelegd als een teken van de allerzaligste maagd Maria, door de genade van Christus de Verlosser moeder van alle mensen. Vgl. het epistel van de mis van het feest van de verschijning van de hl. onbevlekte maagd Maria, 11 februari
Wij herinneren ons, eerbiedwaardige broeders, nog levendig de aandoening die wij gevoelden, toen wij aan het slot van de derde zitting van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie, na de afkondiging van de dogmatische constitutie die 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964) als titel draagt, de verheven moeder van God uitriepen tot geestelijke moeder van de Kerk, H. Paus Paulus VI, Toespraak, Sluiting van de Derde Zittingsperiode van het Tweede Vaticaans Concilie, Post Duos Menses (21 nov 1964), 27 dat betekent: van alle gelovigen en van alle gewijde herders. Wij weten, dat op die dag de talrijke concilievaders- en gelovigen die bij de plechtigheid in de basiliek van Sint Pieter aanwezig waren, evenals de menigte Christenen die over de wereld verspreid leeft, daarom van vreugde gejuicht hebben. Toen is immers bij velen weer die eerste en overheerlijke triomf van de nederige dienstmaagd der Heren Vgl. Lc. 1, 38
in herinnering geroepen, toen de bisschoppen van Oost en West, in het jaar 431 in oecumenisch concilie te Efeze bijeen, Maria als Theotokos, dat is: als moeder van God, hebben begroet. Tot vreugde van de vaders hebben de burgers van die heerlijke stad die de christelijke leer beleden, door een opwelling van geloof gedreven, hen toen met brandende fakkels in de hand naar hun huis begeleid. O, met welk een moederlijke genegenheid heeft de maagd Maria in dat schitterend uur van de geschiedenis van de Kerk vanaf haar hemelse zetel op herders en gelovigen neergezien; want hun lofzangen en hymnen, op de eerste plaats ter ere van haar Zoon, maar daardoor ook tot haar eigen eer, moeten hebben geklonken als de echo van het profetisch lied dat zijzelf, gedreven door de Heilige Geest, voor de Allerhoogste heeft gezongen: Mijn hart prijst hoog de Heer ... daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid zijner dienstmaagd: en zie, van heden af prijst elk geslacht mij zalig, omdat aan mij zijn wonderwerken deed, Die machtig is ... Vgl. Lc. 1, 46.48-49
De aanleiding tot onze adhortatie vormen de religieuze plechtigheden die dezer dagen ter ere van de maagd en moeder van God te Fatima, in Portugal, worden gehouden, waar zij door talrijke scharen gelovigen omwille van haar moederlijk en tot erbarming geneigd Paus Pius XII, Radiotoespraak, Kroning in Fatima van Maria tot "Koningin van de wereld", Bendita seja o Senhor (13 mei 1946). Radioboodschap van Pius XII op 13 mei 1946, tot de gelovigen van Portugal, bij gelegenheid van de plechtige viering in de kerk van de hl. Maria te Fatima, uit naam van de heilige vader met een gouden kroon bekranst: A.A.S. 35 (1946), blz. 264 hart wordt vereerd; wij willen daarom alle kinderen van de Kerk nog eens opnieuw op de allerhechtste band wijzen waardoor het geestelijk moederschap van Maria, dat zo uitvoerig is uiteengezet in de dogmatische constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964) en de verplichtingen van de verloste mensen jegens haar, als moeder van de Kerk, worden verbonden. Als wij immers aannemen, op grond van de talrijke getuigenissen van de Heilige Schrift zowel als van de heilige vaders, die in voornoemde constitutie tegelijk met recentere uitspraken van de Pausen worden aangehaald, dat Maria, de moeder van God en van de Verlosser, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 53 met Hem door een nauwe en onverbrekelijke band verenigd Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 53 is geweest en dat haar een zeer bijzondere functie is toebedeeld in het mysterie van het mens geworden Woord en van het mystieke lichaam, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 54 dat is in de heilseconomie, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 55 dan volgt daar duidelijk uit, dat de maagd en moeder van God niet alleen als de allerheiligste moeder van God die aan de mysteries van Christus heeft deel gehad, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 66 maar ook als moeder van de Kerk Vgl. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Sluiting van de Derde Zittingsperiode van het Tweede Vaticaans Concilie, Post Duos Menses (21 nov 1964), 27 terecht met een bijzondere verering door de Kerk moet worden geëerd, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 66 en wel vooral met een liturgische eredienst. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 67
En men hoeft er niet voor te vrezen, dat de liturgische hervorming - mits deze formule op haar wordt toegepast: de wet van het geloof bepaalt de wet van het gebed Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947), 47 - afbreuk zou doen aan de volkomen unieke Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 66 eredienst die wij aan de allerheiligste maagd Maria verschuldigd zijn op grond van haar unieke voorrechten, waarin de waardigheid van de moeder van God tot uiting komt. Van de andere kant hoeft men evenmin ervoor te vrezen, dat een toeneming van de liturgische of individuele verering van de moeder van God de eredienst van aanbidding, die aan het mens geworden Woord wordt gebracht in gelijke mate als aan de Vader en de Heilige Geest, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 66 zou overschaduwen of verminderen.
Het ligt niet in onze bedoeling, eerbiedwaardige broeders, hier nog eens de gehele traditionele leer uiteen te zetten over de functie van de moeder van God binnen de eeuwige heilsorde of over haar verhouding tot de Kerk; wij menen echter, dat wij de gelovigen een grote dienst kunnen bewijzen, als wij hier twee belangrijke hoofdstukken van het geloof bespreken, die op de vernieuwing van het christelijk leven betrekking hebben.