H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1996
Deze nieuwe praktijken ter bevordering van gemeenschap en samenwerking dienen om verschillende redenen te worden gestimuleerd. Allereerst immers zal er een vruchtbare spiritualiteit van kunnen uitgaan over de grenzen van het instituut heen; het instituut zal zo kunnen rekenen op nieuwe krachten die ervoor kunnen zorgen dat de voor het instituut kenmerkende activiteiten in de kerk worden voortgezet. Een andere positieve consequentie zal zijn dat het daardoor gemakkelijker wordt om met het oog op de zendingen te komen tot nauwere samenwerking tussen godgewijde mensen en leken; bewogen door het voorbeeld van een heilig leven dat de godgewijden leiden, zullen de leken de geest van de zaligsprekingen rechtstreeks leren kennen, en zo gestimuleerd worden om, ter wille van het herscheppen van de wereld naar Gods hart, naar de geest van de zaligsprekingen te leven en ervan te getuigen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 31
Vaak heeft de deelname van de leken tot gevolg dat bepaalde aspecten van het charisma op onverwachte en vruchtbare wijze worden verdiept, doordat ze er een meer spirituele uitleg aan geven en aanzet geven tot nieuwe mogelijkheden voor apostolische activiteiten. Bij alle activiteiten of bedieningen waar ze bij zijn betrokken dienen de godgewijden dus te bedenken dat zij allereerst ervaren leiders en begeleiders van het geestelijk leven moeten zijn, en in dit perspectief moeten zij ”de kostbaarste gave: de geest” Antonio M. Zaccaria, Scritti, Sermone. 11: Rome (1975) koesteren. Van hun kant dienen de leken aan de religieuze families hun seculier karakter en de voor hen specifieke diensten te bieden.