H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1996
Ook binnen de particuliere kerken hebben de godgewijden een belangrijke rol. Vanuit de leer van het concilie over de kerk als gemeenschap en mysterie, en over de particuliere kerken als deel van het volk van God ”waarin de ene, heilige, katholieke en apostolische kerk van Christus waarlijk aanwezig is en zich uitwerkt” 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 11 is dit gegeven verder verdiept en in verschillende documenten vastgelegd. Deze teksten maken heel duidelijk van hoe wezenlijk belang voor de harmonische ontwikkeling van de pastoraal in de bisdommen de samenwerking is van de godgewijde mensen met de bisschop. De charisma’s van het godgewijde leven kunnen sterk bijdragen tot de opbouw van liefde in de particuliere kerken.
De verschillende manieren waarop de evangelische raden worden beleefd, zijn manifestatie en vrucht van de geestelijke gaven die de stichters hebben ontvangen. Als zodanig zijn ze “een bepaalde ervaring van de Geest, overgedragen aan de eigen leerlingen die volgens haar leven, haar bewaren en verdiepen, en voortdurend uitbouwen tegelijk met het steeds groeiende lichaam van Christus”. Congregatie v d Inst v h Gewijde Leven en de Sociëten Apost Leve, Richtlijnen voor de wederzijdse betrekkingen tussen de bisschoppen en de religieuzen in de Kerk, Mutuae relationes (14 mei 1978), 11 Uit zijn aard heeft ieder instituut een eigen stijl van heiliging en apostolaat die in een bepaalde, door objectieve elementen gekenmerkte traditie geleidelijk wordt vastgelegd. Vgl. Congregatie v d Inst v h Gewijde Leven en de Sociëten Apost Leve, Richtlijnen voor de wederzijdse betrekkingen tussen de bisschoppen en de religieuzen in de Kerk, Mutuae relationes (14 mei 1978), 11 In die zin heeft de kerk er zorg voor dat de instituten volgens de geest van de stichters en gezonde tradities groeien en bloeien. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 576
Aan de afzonderlijk instituten wordt derhalve een rechtmatige autonomie toegekend krachtens welke zij hun eigen levensordening bezitten en hun geestelijk en apostolisch erfgoed kunnen bewaren. Het is de taak van de plaatselijke ordinarissen deze autonomie te handhaven en te beschermen. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 586 Vgl. Congregatie v d Inst v h Gewijde Leven en de Sociëten Apost Leve, Richtlijnen voor de wederzijdse betrekkingen tussen de bisschoppen en de religieuzen in de Kerk, Mutuae relationes (14 mei 1978), 13 Van de bisschoppen wordt dus gevraagd de charisma’s van het godgewijde leven te verwelkomen en hoog te achten, en er een plaats voor in te ruimen in diocesane pastorale ondernemingen.
Bijzondere aandacht dienen zij te besteden aan de instituten van diocesaan recht die aan de bijzondere zorg van de plaatselijke bisschop zijn toevertrouwd.
Een diocees zonder godgewijd leven zou het niet alleen moeten stellen zonder veel geestelijke gaven, zonder plaatsen waar mensen naar God op zoek kunnen gaan, zonder plaatsen waar apostolische arbeid wordt verricht en specifieke pastorale methodes worden toegepast, maar zo een diocees zou ook het gevaar lopen te verslappen doordat in zijn midden de voor de meeste instituten karakteristieke missionaire geest dan zou ontbreken. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 18 De gave van het godgewijde leven die de Geest in de particuliere kerk verwekt, moet men dus welkom heten en edelmoedig en dankbaar aanvaarden.