• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Het begrip "barmhartigheid"

In het Oude Testament heeft het begrip "barmhartigheid” een lange en rijke traditie. Daarom moeten wij hierop teruggaan, opdat de door Christus geopenbaarde barmhartigheid des te duidelijker naar voren komt. Bij de openbaring hiervan door middel van zijn daden en woorden sprak Christus namelijk met mensen die niet alleen het begrip barmhartigheid al kenden, maar die als het godsvolk van het Oude Verbond uit de geschiedenis van veel eeuwen een bijzondere ervaring van diezelfde barmhartigheid van God geput hadden. Deze innerlijke ervaring hadden zowel de maatschappij en de gemeenschap als de individuele mensen opgedaan.

Israël was het volk van dat verbond, dat het vaker geschonken heeft. Wanneer het zich evenwel bewust werd van zijn ontrouw - en in de lange geschiedenis van Israël hebben de profeten en anderen die dit bewustzijn telkens deden herleven, niet ontbroken – riep het Gods barmhartigheid in. Hiervan leveren ons de boeken van het Oude Testament heel veel voorbeelden. Van de belangrijkste gebeurtenissen en verhalen kunnen wij ons herinneren: het begin van de kronieken van de Rechters, Vgl. Re. 3, 7-9 het gebed van Salomo bij de inwijding van de tempel, Vgl. 1 Kon. 8, 22-53 een gedeelte van de profetie van Micha, Vgl. Mic. 7, 18-20 de woorden van troost en de beloften die door Jesaja werden uitgesproken, Vgl. Jes. 1, 18 Vgl. Jes. 51, 4-16 de smeekbeden van de Joden in ballingschap, Vgl. Bar. 2, 11-3, 8 de vernieuwing van het verbond na de terugkeer uit de ballingschap. Vgl. Neh. 9

Het is inderdaad erg belangrijk dat de profeten in hun prediking de barmhartigheid die zij veelvuldig naar voren brengen vanwege de zonden van het volk, verbinden met het veelbetekenende beeld van de liefde van God. Jahwe bemint Israël met de liefde van een unieke uitverkiezing, die lijkt op de echtelijke genegenheid, Vgl. Hos. 2, 21-25 Vgl. Jes. 54, 6 daarom vergeeft Hij Israël zijn schuld, zelfs als deze ontrouw en verraad is. Als Hij daarna in Israël berouw en echte innerlijke bekering ziet, neemt Hij het volk weer in genade aan. Vgl. Jer. 31, 20 Vgl. Ez. 39, 25-29 In de leer van de profeten duidt barmhartigheid de voornaamste kracht aan van de liefde die de zonde en de ontrouw van het uitverkoren volk overwint.

In deze algemene situatie van de "maatschappij” komt vervolgens de barmhartigheid naar voren als de keerzijde van de innerlijke ervaring van alle mensen die in zonde leven of die allerlei lijden en rampen ondergaan. Zowel fysiek als moreel kwaad, d.w.z. zonde, bewerken dat de zonen en dochters van Israël naar Jahwe vluchten om zijn barmhartigheid af te smeken. Zo wendt David zich tot Hem als zich bewust wordt van de ernst van zijn misdrijf. Vgl. 2 Sam. 11 Zo keert ook Job zich tot Hem, na zich eerst in zijn verschrikkelijk lot verzet te hebben. Job, passim Ook Ester snelt tot Hem, nadat zij het dodelijk gevaar van haar volk heeft ingezien. Vgl. Est. 4, 17 Buiten deze vinden wij tenslotte nog andere voorbeelden in de boeken van het Oude Testament Vgl. Neh. 9, 30-32 Vgl. Tob. 3, 2-3.11-12 Vgl. Tob. 8, 16-17 Vgl. 1 Mak. 4, 24

De overtuiging van deze hele veelzijdige gemeenschap en haar individuele personen, die in het hele Oude Testament in de loop der eeuwen wordt bewezen, komt voort uit de oerervaring van het uitverkoren volk, die het ten tijde van ballingschap heeft opgedaan: Jahwe heeft de ellende van zijn tot slavernij gebrachte volk gezien, zijn roepen gehoord, zijn angsten bespeurd en Hij heeft besloten het te bevrijden. Vgl. Ex. 3, 7-8 In deze door Jahwe verrichte verlossingsdaad kon de profeet zowel zijn liefde als zijn medelijden zien. Vgl. Jes. 63, 9 In feite wordt hier de veiligheid van het hele volk en van ieder van zijn leden verzekerd: in de goddelijke barmhartigheid die in alle rampspoed mag afgesmeekt worden.

Hierbij komt nog dat de ellende van de mens zelf ook de zonde is. Het volk van het Oude Testament heeft deze ellende evenzeer al vanaf de tijd van de uittocht uit Egypte gekend, toen het het gouden kalf vervaardigde. Maar deze misdadige schending van het verbond heeft Jahwe zelf overwonnen, toen Hij plechtig tegenover Mozes verklaarde: "Jahwe! Jahwe is een barmhartige en medelijdende God, lankmoedig, groot in liefde en trouw.” (Ex. 34, 6) Omwille van deze centrale openbaring hebben het uitverkoren volk en ieder van zijn leden na ieder misdrijf de kracht en het motief geput om tot Hem te vluchten, om Hem te herinneren aan alles wat Hij zo duidelijk over zichzelf had geopenbaard en om Hem om vergeving te vragen. Vgl. Num. 14, 18 Vgl. 2 Kron. 30, 9 Vgl. Neh. 9, 17 Vgl. Ps 86, 15 Vgl. Wijsh. 15, 1 Vgl. Sir. 2, 11 Vgl. Joel 2, 13

Zo heeft Jahwe door daden en woorden zijn barmhartigheid geopenbaard vanaf de oorsprong van het volk dat Hij voor zich heeft uitverkoren en dat zich in de loop van zijn geschiedenis, nu eens ten tijde van rampspoed, dan weer in het bewustzijn van zijn eigen zondigheid, voortdurend aan de God van erbarming heeft toevertrouwd. Zo worden alle variaties en kleine nuances van de liefde duidelijk in de barmhartigheid van God voor de zijnen: Hij is hun Vader, Vgl. Jes. 63, 16 omdat Israël zijn eerstgeboren zoon is Vgl. Ex. 4, 22 Hij is ook de bruidegom van haar aan wie de profeet een nieuwe naam geeft: Ruchama – d.w.z. "welbeminde”, omdat zij immers barmhartigheid zal ondervinden. Vgl. Hos. 2, 3

Ook als Jahwe, vertoornd om de ontrouw van zijn volk, besluit zich er niet meer om te bekommeren, brengen zijn tederheid en zijn grootmoedige liefde voor dit volk Hem ertoe zijn toorn te overwinnen. Vgl. Hos. 11, 7 Vgl. Jer. 31, 20 Vgl. Jes. 54, 7-9 Daarom kan men zonder moeite begrijpen waarom de psalmisten, in hun verlangen om de hoogste lof voor Jahwe te zingen, liederen wijden aan de God van liefde en tederheid, van barmhartigheid en trouw. Vgl. Ps. 103

Uit dit alles volgt dat de barmhartigheid niet alleen bij het begrip God hoort, maar dat ze ook iets is dat het leven van het hele volk van Israël en van ieder van zijn zonen en dochters beschrijft: ze is het wezen van de intieme vertrouwdheid met hun Heer, het wezen van hun dialoog met Hem. Juist onder dit aspect wordt de barmhartigheid in alle boeken van het Oude Testament met grote rijkdom aan beelden weergegeven. Het moge misschien moeilijk zijn in deze geschriften een puur rationeel antwoord te vinden op de vraag wat barmhartigheid in wezen is; toch kunnen de daar gebruikte termen ons heel veel over deze kwestie leren.

Uitgebreide noot

Het Oude Testament bezingt de barmhartigheid van God met veel woorden met een verwante betekenis, die natuurlijk door hun eigen speciaal karakter onderling verschillen, maar die – zo kunnen wij zeggen – allemaal van verschillende kanten naar één hoofdbegrip wijzen: ze stellen de bovennatuurlijke rijkdom van de barmhartigheid in het middelpunt en brengen deze barmhartigheid tegelijkertijd onder vele aspecten dicht bij de mens. Het Oude Testament wekt de geteisterde, maar vooral de onder zonde gebukte mensen op – net als heel Israël, dat met God een verbond was aangegaan – om barmhartigheid te smeken, en spoort hen evenzeer aan er volledig op te vertrouwen: het herinnert hen namelijk aan de barmhartigheid in tijden van zondeval en moedverlies. Daarom brengt het dank aan God en verheerlijkt Hem om zijn barmhartigheid, telkens als deze hetzij in het leven van het volk of van ieder mens betoond en vervuld wordt.

Op deze wijze wordt de barmhartigheid tot op zekere hoogte tegenover de goddelijke rechtvaardigheid gesteld en blijkt ze vaak niet alleen machtiger maar ook van diepere aard te zijn. Reeds het Oude Testament leert dat, hoezeer ook de rechtvaardigheid als een echte deugd van de mens en een transcendente volmaaktheid van God beschouwd wordt, de liefde toch "voortreffelijker” is dan deze, en wel omdat de liefde primair en het voornaamste is. De liefde matigt om zo te zeggen de rechtvaardigheid en in uiterste instantie dient de liefde de rechtvaardigheid. Dit primaatschap, deze voorrang van de liefde boven de rechtvaardigheid (dit kenmerkt de hele openbaring) wordt volledig door de barmhartigheid tot stand gebracht. Dit leek de psalmisten en profeten zo duidelijk dat uiteindelijk het woord "rechtvaardigheid” juist het heil aangaf dat door Jahwe en zijn barmhartigheid bewerkt werd. Vgl. Ps. 40, 11 Vgl. Ps. 98, 2-3 Vgl. Jes. 45, 21 Vgl. Jes. 51, 5.8 Vgl. Jes. 56, 1 De barmhartigheid verschilt dus van de rechtvaardigheid, maar is er niet mee in strijd, mits wij in de geschiedenis van de mens – zoals het Oude Testament in feite doet – de aanwezigheid van God toelaten, die als Schepper van de wereld door een band van bijzondere liefde verbonden is met alles wat Hij tot stand heeft gebracht. Krachtens haar eigen aard sluit bovendien de liefde de haat en het verlangen naar straf uit tegenover degene aan wie zij eens het geschenk van zichzelf gegeven heeft: "Nihil odisti eorum quae fecisti" - "Gij verafschuwt niets van wat Gij gemaakt hebt.” (Wijsh. 11, 24) Deze woorden leggen de diepste wortels bloot van de verwantschap die bestaat tussen de rechtvaardigheid van God en zijn barmhartigheid met betrekking tot de mens en de wereld. Ze prenten ons ook in dat de levenschenkende wortels en de laatste oorzaak van die verbintenis gezocht moeten worden door terug te gaan tot het "begin” van de wereld in het hart van het mysterie van de schepping. In de context van het Oude Testament verkondigen ze reeds de volle openbaring van God, die liefde is”. Vgl. 1 Joh. 4, 16

Met het mysterie van de schepping hangt het mysterie van de uitverkiezing samen, dat gestalte heeft gegeven aan de geschiedenis van het volk waarvan Abraham de geestelijke vader is door de verdienste van zijn eigen geloof. Maar in dit volk, dat door eeuwen van het Oude en Nieuwe Verbond optrekt, heeft dit mysterie van de uitverkiezing betrekking op ieder mens en op de hele onmetelijke mensenfamilie, "Mijn liefde voor u duurt eeuwig. Ik blijf u altijd trouw.” (Jer. 31, 3) Al wijken de bergen..., mijn trouw wijkt niet van u, en mijn vredesverbond wankelt nooit.” (Jes. 54, 10) Deze waarheid, die eens aan Israël verkondigd is, bevat een perspectief op de hele menselijke geschiedenis, dat tegelijk van deze wereld en eschatologisch is. Vgl. Joh. 4, 2.11 Vgl. Ps. 145, 9 Vgl. Sir. 18, 8-14 Vgl. Wijsh. 11, 23 - 12, 1 Hierna openbaart Christus de Vader binnen dit perspectief en aan mensen die reeds zijn voorbereid, zoals vele bladzijden uit de boeken van het Oude Testament bevestigen. Tegen het einde van deze openbaring op de avond voor zijn dood spreekt Hij tot de apostel Filippus deze woorden: "Ik ben al zo lang bij u, en gij kent Mij nog niet ...? Wie mij ziet, ziet de Vader.” (Joh. 14, 9)

Document

Naam: DIVES IN MISERICORDIA
Over de Goddelijke Barmhartigheid
Soort: H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Auteur: H. Paus Johannes Paulus II
Datum: 30 november 1980
Copyrights: © 1981, Stichting Verkondiging, Roermond nr. 6
Bewerkt: 4 december 2020

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test