H. Paus Johannes Paulus II - 30 november 1980
Wij mogen met het volste recht geloven dat ook onze tijd lag opgesloten in de woorden van de Moeder van God, toen zij die barmhartigheid bezong waaraan allen deelgenoot worden die zich “van geslacht tot geslacht” door de vrees voor God laten leiden. Want de woorden van het Magnificat van Maria bezitten een profetische inhoud, die niet slechts het verleden van Israël maar ook de toekomst van het godsvolk op aarde op het oog heeft. Wij, die nu de aarde bewonen, zijn degenen die van de wereld aanvoelen die nu in de geschiedenis op komst is. Onze eeuw weet dat ze bevoorrecht is, omdat de huidige vooruitgang haar zoveel mogelijkheden biedt, die nog maar enkele decennia geleden ondenkbaar zouden zijn geweest. De creativiteit van de mens, zijn intellect en zijn arbeid hebben diepgaande wijzigingen teweeggebracht, zowel op het gebied van de natuurwetenschap en de technologie als in het maatschappelijke en culturele leven. De mens heeft zijn mogelijkheden ten aanzien van de natuur der dingen duidelijk gezien en heeft ook een grotere kennis verworven van de wetten van zijn sociale gedrag. Hij heeft ook gezien dat de belemmeringen en afstanden tussen mensen en naties doorbroken of verkleind worden door een toegenomen begrip van wat universeel is, dooreen helderder inzicht in de eenheid van verbondenheid, en tenslotte door het verlangen en de mogelijkheid om met broeders en zusters om te gaan die leven buiten de kunstmatige geografische indelingen of grenzen van nationaliteit of ras. Vooral de moderne jeugd ziet in dat de vooruitgang van de wetenschap en de techniek niet slechts materiële goederen, maar ook een grotere deelname aan de menselijke kennis kan opleveren. De snelle vooruitgang bijvoorbeeld van de technieken om gegevens te verspreiden zal de creatieve vermogens van de mens verdubbelen en de toegang tot de geestelijke en culturele rijkdom van andere volken ontsluiten. Nieuwe communicatietechnieken begunstigen een volledigere deelname aan gebeurtenissen en dragen bij tot een grandioze uitwisseling van ideeën. De resultaten van de biologische, psychologische en sociale wetenschappen zullen de mens helpen dieper in de rijkdom van zijn eigen wezen door te dringen. En als is het waar dat deze vooruitgang nog te vaak het privilege blijft van de bevolking van geïndustrialiseerde landen, toch kan men niet ontkennen dat in de toekomst alle naties en volken in deze weldaden kunnen delen en dat dit geen utopie is, omdat de echte politieke wil in dezen aanwezig is. Maar naast dit alles – of liever in dit alles – komen ook moeilijkheden voor, die steeds groter schijnen te worden. Er heersen gevoelens van angst en machteloosheid, die een bedreiging vormen voor het wezenlijke antwoord dat de mens, zoals hij zelf beseft, moet geven. Het beeld van de moderne wereld toont bovendien schaduwzijden en oneffenheden, die niet altijd slechts oppervlakkig van aard zijn. De pastorale constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Gaudium et Spes
Over de Kerk in de wereld van deze tijd
(7 december 1965) van het Tweede Vaticaans Concilie is zeker niet het enige document dat het leven van de moderne tijd behandelt, maar zeis wel van het hoogste belang. Daar lezen wij namelijk:
“In feite hangt de onevenwichtigheid waaraan de hedendaagse wereld heeft te lijden samen met de meer fundamentele onevenwichtigheid die wortelt in het diepst van het hart van de mens. In de mens zelf immers zijn velerlei tendensen met elkaar in strijd. Want terwijl hij zich enerzijds als schepsel veelvuldig als beperkt ervaart, bemerkt hij anderzijds, dat hij in zijn verlangens onbeperkt is en dat hij geroepen is tot een hoger leven. Temidden van vele aantrekkelijkheden wordt hij gedwongen daarin verantwoord te selecteren en sommige terzijde te stellen. Sterker: zwak en zondig tevens, doet hij niet zelden wat hij niet wil, en, wat hij zou willen doen, doet hij niet. Vandaar dat hij in zichzelf een verdeeldheid ervaart, waaruit ook in de maatschappij zoveel grote tweedracht ontstaat.” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 10
En aan het einde van deze inleiding lezen wij:
“... oog in oog met de ontwikkeling van de huidige wereld stellen met de dag meer mensen de hoogst fundamentele vraag, of zij ervaren deze althans nieuw en levendig: wat is de mens? Wat is de zin van het lijden, van het kwaad, de dood, die toch steeds blijven bestaan, hoe grote vooruitgang er ook is gemaakt? Waartoe die overwinningen welke voor zo’n hoge prijs zijn verworven?” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 10
Is ons in de tijdspanne van deze vijftien jaar na het Tweede Vaticaans Concilie dit geheel aan spanningen en dreigingen, die eigen zijn aan onze tijd, soms minder gaan verontrusten? Het lijkt van niet. Integendeel, diezelfde spanningen en dreigingen, die toen in het Concilie-document slechts schenen op te duiken en die nog niet alle gevaren welke erin verborgen lagen, leken te openbaren, zijn intussen in de loop van deze jaren duidelijker aan het daglicht getreden, ze hebben dat gevaar op velerlei wijzen bevestigd en staan ons niet toe vast te houden aan de drogreden dat deze tijd beter zou zijn.