Mgr. Pericle Felici, Algemeen Secretaris Vaticanum II - 16 november 1964
Omtrent het College, dat niet mogelijk is zonder het Hoofd, wordt gezegd, dat het "ook drager is van de hoogste en volledige macht over de gehele Kerk".
Dit moet men noodzakelijk aannemen, wil men de volheid van de macht van de paus niet in gevaar brengen. In het College immers is noodzakelijk en altijd zijn Hoofd mee inbegrepen, dat in het College zijn functie van Plaatsbekleder van Christus en Herder der universele Kerk volledig behoudt. Met andere woorden: het gaat niet om een onderscheid tussen de paus en de gezamenlijke bisschoppen, maar tussen de paus afzonderlijke en de paus tezamen met de bisschoppen. Daar nu de paus het Hoofd is van het College, is hij gerechtigd, zelf alleen bepaalde daden te stellen, waartoe de bisschoppen volstrekt niet bevoegd zijn, bijv. het bijeenroepen en het leiden van het College, het goedkeuren van regels voor zijn werkzaamheid, enz. Zie Modus 81.
Het staat ter beoordeling van de paus, aan wie de zorg voor de gehele kudde van Christus is toevertrouwd, om, overeenkomstig de behoeften van de Kerk, die in de loop van de tijden variëren, te bepalen, hoe deze zorg in praktijk moet worden gebracht op persoonlijke wijze of op collegiale wijze. De paus gaat bij het verordenen, bevorderen en goedkeuren van het collegiaal optreden, met het oog op het welzijn van de Kerk, te werk naar eigen beslissing.