
Mgr. Pericle Felici, Algemeen Secretaris Vaticanum II - 16 november 1964
Men wordt lid van het College krachtens de bisschopsconsecratie en door de hiërarchische gemeenschap met het hoofd en de leden van het College. 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964)
Door de bisschopsconsecratie ontvangt men een ontologisch deelhebben aan de heilige functies, zoals met zekerheid blijkt uit de Traditie, ook de liturgische traditie. Met opzet wordt het woord functies gebruikt en niet het woord bevoegdheden, omdat men deze laatste term zou kunnen verstaan van een bevoegdheid, die men terstond zou kunnen uitoefenen. Wil men kunnen spreken van een dergelijke bevoegdheid, die terstond kan worden uitgeoefend, dan moet er een canonieke of juridische determinatie door het hiërarchisch gezag bij komen. Deze determinatie van de bevoegdheid kan bestaan in het verlenen van een speciaal ambt of in het aanwijzen van onderhorigen, en ze wordt gegeven volgens de regels, die door het hoogste gezag zijn goedgekeurd. Een dergelijke verdere norm is vereist uit de aard van de zaak, omdat het functies betreft, die moeten worden uitgeoefend door meerdere dragers, die volgens de wil van Christus hiërarchisch samenwerken. Het is duidelijk, dat deze "gemeenschap", naargelang van de tijdsomstandigheden, in het leven van de Kerk is verwezenlijkt, voordat ze in het recht als het ware gecodificeerd werd.
Vandaar wordt er met nadruk gezegd, dat er een hiërarchische gemeenschap vereist wordt met het Hoofd en de leden van de Kerk. Gemeenschap is een begrip, dat in de oude Kerk (gelijk ook tegenwoordig vooral in het Oosten) hoog in ere staat. Men verstaat daaronder echter niet een of ander vaag gevoel, maar een organische werkelijkheid, die een juridische vorm vereist en tegelijk bezield wordt door de liefde. Vandaar heeft de Commissie met bijna algemene stemmen besloten, dat de tekst moet luiden: hiërarchische gemeenschap. Zie Modus 40 en ook het gezegde omtrent de canonieke zending, in 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964).
De documenten van de latere pausen met betrekking tot de jurisdictie van de bisschoppen dient men te verstaan als slaande op deze noodzakelijke determinatie van de bevoegdheden.