
H. Paus Johannes Paulus II - 11 oktober 1992
Een Catechismus moet getrouw en samenhangend het onderricht van de heilige Schrift, van de levende Overlevering in de Kerk en van het authentieke leergezag weergeven, even goed als het geestelijk erfgoed van de Kerkvaders, Kerkleraren en heiligen van de Kerk, opdat men beter kennis kan nemen van het christelijk mysterie, om zo het geloof van het volk van God te verlevendigen. Hij moet rekening houden met de verwoordingen van de leer die de Heilige Geest in de loop van de geschiedenis aan de Kerk heeft ingegeven. Ook is het nodig dat hij vanuit het licht van het geloof hulp biedt om de nieuwe omstandigheden en de problemen die zich in het verleden nog niet hebben voorgedaan, te belichten.
De Catechismus bevat dus iets nieuws en iets ouds Vgl. Mt. 13, 52 : het geloof, dat altijd hetzelfde blijft en dat tevens de bron is van telkens nieuw licht.
Om deze dubbele taak te vervullen, sluit de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) enerzijds aan bij de "oude", traditionele volgorde, gehanteerd in de Catechismus van de heilige Pius V, door de inhoud in vier delen te verwoorden: het credo; de heilige liturgie met daarin de sacramenten op de eerste plaats; het christelijk handelen uiteengezet met de geboden als uitgangspunt; en tenslotte het christelijk gebed. Maar tegelijk is de inhoud vaak op een "nieuwe" wijze uitgedrukt als antwoord op de vragen van onze tijd.
De vier delen zijn onderling verbonden: het christelijk mysterie is het voorwerp van het geloof (eerste gedeelte); het wordt gevierd en meegedeeld in liturgische handelingen (tweede gedeelte); het is aanwezig om de kinderen van God te verlichten en te ondersteunen bij hun handelen (derde gedeelte); het ligt ten grondslag aan ons gebed waarvan het "Onze Vader" de voorkeursuitdrukking is en het vormt het voorwerp van onze smeekbede, onze lofprijzing en onze voorbede (vierde gedeelte).
De liturgie is zelf gebed: de geloofsbelijdenis vindt haar juiste plaats binnen de liturgische viering. De genade, vrucht van de sacramenten, is de onvervangbare voorwaarde voor het christelijk handelen, zoals ook het deelnemen aan de liturgie van de kerk het geloof vereist. Als het geloof zich niet ontplooit in werken, blijft het dood Vgl. Jak. 2, 14-26 en kan het geen vruchten van eeuwig leven dragen.
Bij het lezen van de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) kan men de bewonderenswaardige eenheid van Gods mysterie ontdekken, van zijn heilsplan, alsook de centrale plaats van Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God, gezonden door de Vader, mens geworden in de schoot van de allerheiligste Maagd Maria door de Heilige Geest om onze Verlosser te zijn. Gestorven en verrezen is Hij altijd tegenwoordig in zijn Kerk, vooral in de sacramenten; Hij is de bron van ons geloof, het model voor het christelijk handelen en de Leermeester van ons gebed.