• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Het is te begrijpen hoe de ernst van de inzet voor de oecumene de katholieke gelovigen ten diepste uitdaagt. De Geest roept hen op tot een ernstig gewetensonderzoek. De katholieke Kerk moet wat men zou kunnen noemen een 'dialoog van bekering' aangaan, die de geestelijke grondslag vormt van de oecumenische dialoog. In deze dialoog, die plaatsvindt voor God, moet ieder afzonderlijk zijn eigen fouten erkennen, zijn zonden belijden en zich begeven in de handen van Hem die onze Voorspreker is bij de Vader, Jezus Christus.

In deze houding van bekering tot de wil van de Vader en, tegelijkertijd, van berouw en absoluut vertrouwen in de verzoenende macht van de waarheid die Christus is, zullen we zeker de kracht vinden die nodig is om de lange, moeilijke pelgrimstocht van de oecumene tot een succesvol einde te brengen. De 'dialoog van bekering' met de Vader van de kant van iedere Gemeenschap, met de volledige aanvaarding van al wat die vereist, vormt de basis van broederlijke betrekkingen die iets anders moeten zijn dan een louter hartelijke verstandhouding of een alleen maar uiterlijke gezelligheid. De banden van broederlijke koinonia moeten gesmeed worden voor God en in Christus Jezus.

Alleen het zich plaatsen voor God kan een stevige basis bieden voor die bekering van iedere christen afzonderlijk en voor die constante hervorming van de Kerk, voorzover zij ook een menselijke en aardse instelling is Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 6, die de eerste voorwaarden voor alle oecumenische inzet vormt. Een van de eerste stappen in de oecumenische dialoog is de inspanning om de christelijke Gemeenschappen binnen deze geheel geestelijke ruimte binnen te voeren waarin Christus, door de kracht van de Geest, hen allen zonder uitzondering leidt om zichzelf te onderzoeken voor het Aanschijn van de Vader en om zich af te vragen of zij trouw zijn geweest aan zijn plan met de Kerk.

Ik heb de wil van de Vader genoemd en de geestelijke ruimte waarin iedere gemeenschap de oproep hoort om de hindernissen voor de eenheid te overwinnen. Alle christelijke Gemeenschappen weten dat, dankzij de macht die aan de Geest gegeven is, het gehoorzamen aan die wil en het overwinnen van die hindernissen niet buiten hun bereik liggen. In feite hebben ze allemaal martelaren voor het christelijk geloof Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 4 Vgl. H. Paus Paulus VI, Homilie, "Wie zijn dat?" - bij de Heiligverklaring van de Martelaren van Oeganda, "Hi, qui amicti" (18 okt 1964). Ondanks de tragedie van onze verdeeldheden hebben deze broeders in zichzelf een zo radicale en absolute toewijding aan Christus en aan de Vader bewaard dat zij konden gaan tot het vergieten van hun bloed toe. Maar staat deze zelfde toewijding niet in het hart van wat ik een "dialoog van de bekering" heb genoemd? Is het niet juist deze dialoog die duidelijk laat zien dat een steeds intensere ervaring nodig is van de waarheid, wil men de volledige gemeenschap bereiken?

In een theocentrische visie hebben wij christenen reeds een gemeenschappelijk Martyrologium. Dit bevat ook de martelaren van onze eeuw, talrijker dan men zou denken, en het laat zien hoe op een diep niveau God de gemeenschap onder de gedoopten bewaart in de hoogste eis van het geloof, die zij lieten zien in het offer van hun leven. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Nu het derde millennium van de nieuwe tijd nadert, Tertio millennio adveniente (10 nov 1994), 37 Het feit dat men kan sterven voor het geloof toont aan dat andere eisen van het geloof ook kunnen worden beantwoord. Ik heb al opgemerkt - met diepe vreugde - hoe er een onvolmaakte maar echte gemeenschap is bewaard en aan het groeien is op veel niveaus van het kerkelijk leven. Ik voeg er nu aan toe dat deze gemeenschap reeds volmaakt is in wat we allemaal beschouwen als het hoogtepunt van het christelijk leven, het martelaarschap, de waarachtigste gemeenschap die mogelijk is met Christus die zijn Bloed vergoot, en die door dit offer hen die eens ver weg waren, nabij brengt Vgl. Ef. 2, 12 .

Terwijl voor alle christelijke Gemeenschappen de martelaren het bewijs vormen van de kracht van de genade, zijn zij niet de enigen die getuigenis afleggen van die macht. Hoewel op onzichtbare wijze, is de communio tussen onze gemeenschappen, zij het nog onvolledig, werkelijk en stevig gevestigd op de volle gemeenschap van de heiligen - van hen die aan het einde van een leven dat trouw was aan de genade, in gemeenschap zijn met Christus in heerlijkheid. Deze heiligen komen van alle Kerken en kerkelijke Gemeenschappen die hun toegang gaven tot de gemeenschap van de verlossing.

Wanneer we spreken over een gemeenschappelijk erfgoed moeten we daartoe niet alleen de instellingen, riten, verlossingsmiddelen en tradities rekenen die alle gemeenschappen hebben bewaard en waardoor zij gevormd zijn, maar eerst en vooral deze waarheid van de heiligheid. Vgl. H. Paus Paulus VI, Toespraak, In het Heiligdom in Namugongo, Oeganda (2 aug 1969)

In de uitstraling van het "erfgoed van de heiligen", die tot alle gemeenschappen horen, verschijnt de 'dialoog van de bekering' tot volledige en zichtbare eenheid aldus als een bron van hoop. Deze universele aanwezigheid van de heiligen is in feite een bewijs van de transcendente macht van de Geest. Het is het teken en het bewijs van Gods zege over de krachten van het kwaad die de mensheid verdelen. Zoals de liturgie zingt: "U wordt verheerlijkt in Uw heiligen, want hun heerlijkheid is de bekroning van Uw gaven". Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Constitutie, ex Decr. Sacr. Oec. Conc. Vat. II instauratum, auctoritate Pauli PP. VI promulgatum, ed. typica, Missale Romanum (3 apr 1969). Praefatio de Sanctis : Sanctorum "coronando merita tua dona coronans".

Waar het oprechte verlangen bestaat om Christus te volgen stort de Geest dikwijls zijn genade op buitengewone wijze uit. De ervaring van de oecumene heeft ons in staat gesteld om dit beter te begrijpen. Als gemeenschappen, in de hierboven beschreven innerlijke geestelijke ruimte, werkelijk "bekeerd" kunnen worden tot het zoeken naar volledige en zichtbare eenheid, zal God voor hen doen wat Hij voor de heiligen heeft gedaan. Hij zal de hindernissen overwinnen die uit het verleden geërfd zijn en Hij zal de gemeenschappen leiden langs zijn wegen tot waar Hij wil: tot de zichtbare koinonia die tegelijkertijd lofprijzing van zijn heerlijkheid is en dienst aan zijn heilsplan.

Daar God in zijn grenzeloze barmhartigheid altijd het goede kan voortbrengen ook uit die situaties die zijn plan beschadigen, kunnen wij dus ontdekken dat door de inwerking van het Geest onder bepaalde omstandigheden de tegenstellingen ertoe kunnen dienen om aspecten van de christelijke roeping, zoals ze in het leven van de heiligen plaatsvindt, duidelijk naar voren te brengen. In weerwil van de versplintering, een kwaad waarvan we genezen moeten worden, is er een soort mededeling van de volheid der genade ontstaan die bedoeld is om de koinonia mooier te maken. Gods genade zal met al diegenen zijn, die in navolging van het voorbeeld van de heiligen zich toeleggen op het vervullen van de eisen die de genade stelt. Hoe kunnen we aarzelen om ons te bekeren tot de verwachtingen van de Vader? Hij is met ons.

Document

Naam: UT UNUM SINT
Over de inzet voor de oecumene
Soort: H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Auteur: H. Paus Johannes Paulus II
Datum: 25 mei 1995
Copyrights: © 1995, Katholiek Nieuwsblad
Bewerkt: 10 juli 2020

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test