H. Paus Johannes Paulus II - 25 mei 1995
UT UNUM SINT Over de inzet voor de oecumene |
|||
► | De vruchten van de dialoog | ||
► | De dialoog met de andere Kerken en kerkelijke Gemeenschappen in het Westen |
De oecumenische beweging heeft juist binnen de Kerken en kerkelijke Gemeenschappen van de Hervorming een aanvang genomen. Omstreeks dezelfde tijd, in januari 1920, sprak het Oecumenisch Patriarchaat de hoop uit dat men een vorm van samenwerking tussen de christelijke Gemeenschappen zou kunnen organiseren. Dit feit toont aan dat het gewicht van de culturele achtergrond niet doorslaggevend is. Wezenlijk is de kwestie van het geloof. Het gebed van Christus, onze ene Heer, Verlosser en Meester, spreekt tot iedereen op dezelfde wijze, zowel in het Oosten als in het Westen. Dat gebed wordt tot een gebod om onze verdeeldheid achter ons te laten om de eenheid te zoeken en te herstellen, ook als een resultaat van de bittere ervaringen van de verdeeldheid zelf.
Het Concilie-decreet wil dan "enige punten naar voren brengen die de grondslag en de drijfveer voor deze dialoog kunnen en moeten vormen". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 19 "Onze aandacht richt zich (...) op de christenen die tot eer van de ene God, Vader, Zoon en heilige Geest, Jezus Christus openlijk belijden als hun God en Heer en de enige Middelaar tussen God en mens". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 20
Deze broeders koesteren liefde en eerbied voor de Heilige Schrift: "Onder aanroeping van de heilige Geest zoeken zij in de Heilige Schrift naar God, die als het ware tot hen spreekt in Christus, aangekondigd door de profeten en Woord van God, voor ons mens geworden. Daarin overwegen zij het leven van Christus en hetgeen onze goddelijke Leraar voor de redding van de mensen heeft geleerd en gedaan, in het bijzonder de geheimen van zijn dood en verrijzenis (...) Zij aanvaarden het goddelijk gezag van de heilige boeken". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 21 Tegelijkertijd echter "denken zij anders dan wij (...) over de verhouding tussen Schrift en Kerk, waarin volgens het katholiek geloof het authentieke leergezag een bijzondere plaats inneemt bij het verklaren en verkondigen van het geschreven woord van God". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 21 "Toch is de Heilige Schrift juist bij de [oecumenische] dialoog een uitstekend hulpmiddel in Gods machtige hand voor het verkrijgen van die eenheid die onze Verlosser alle mensen aanbiedt". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 21
Bovendien biedt het Sacrament van het Doopsel, dat we allemaal gemeenschappelijk hebben, "een sacramentele band van eenheid (...) tussen allen die erdoor zijn wedergeboren". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 22 De theologische, pastorale en oecumenische vervlechtingen van ons gemeenschappelijk doopsel zijn talrijk en belangrijk. Ofschoon dit Sacrament op zich "niet meer dan een eerste begin" is, is het "gericht op de volledige belijdenis van het geloof, op de volledige inlijving in het heilsinstituut zoals Christus zelf het gewild heeft, kortom op de volledige opneming in de eucharistische gemeenschap". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 22
Terwijl het Decreet 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Unitatis Redintegratio
Over de oecumene
(21 november 1964) erop wijst dat de Gemeenschappen van na de Hervorming die "volle eenheid met ons die het gevolg is van het doopsel" missen, stelt het vast, dat "zij vooral door het ontbreken van het wijdingssacrament, niet de authentieke en ongeschonden werkelijkheid van het eucharistisch mysterie bewaard hebben", hoewel zij "wanneer zij bij het heilig Avondmaal de dood en verrijzenis van onze Heer gedenken, belijden (...) dat het leven in de gemeenschap met Christus tot uitdrukking wordt gebracht en verwachten zij zijn glorievolle wederkomst". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 22
Het Conciliedocument beperkt zich evenwel niet tot deze geestelijke, morele en culturele aspecten maar breidt zijn waardering uit tot het sterke rechtvaardigheidsgevoel en tot de oprechte liefde tot de anderen die aanwezig zijn onder deze broeders. Evenmin veronachtzaamt het hun inspanningen om de sociale omstandigheden menselijker te maken en om de vrede te bevorderen. Dit alles is het resultaat van een oprecht verlangen om trouw te zijn aan het Woord van God als de bron van christelijk leven.
Zo roept de tekst een problematiek op, die op het gebied van de ethiek en de moraliteit in onze dagen steeds dringender wordt: "Er zijn veel christenen die het Evangelie niet altijd op dezelfde manier verstaan als de katholieken". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 23 Op dit uitgestrekte terrein is er veel plaats voor een dialoog over de morele beginselen van het evangelie en hun toepassing.
Bovendien startte met betrekking tot de multilaterale dialoog reeds in 1964 het proces van de opzet van een "Gemengde Werkgroep" met de Wereldraad van Kerken, en sinds 1968 zijn katholieke theologen toegelaten als volle leden van de theologische afdeling van Raad, de commissie "Geloof en Kerkorde".
Deze dialoog was en is nog steeds vruchtbaar en beloftevol. De thema's die het 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Unitatis Redintegratio
Over de oecumene
(21 november 1964) voorstelde zijn reeds besproken of zullen in de nabije toekomst besproken worden. De bezinning van de verschillende tweezijdige dialogen die gevoerd worden met een toewijding, die voor allen die de zaak van de oecumene zijn toegedaan prijzenswaardig zijn, heeft zich geconcentreerd op veelbesproken kwesties zoals de doop, de eucharistie, het gewijde ambt, de sacramentaliteit en het gezag van de Kerk en de apostolische opvolging. Zo zijn er onverwachte mogelijkheden aan het licht gekomen om deze kwesties op te lossen, terwijl men tegelijkertijd is gaan beseffen dat bepaalde kwesties nader bestudeerd moeten worden.
Bovendien zal het zoeken naar eenheid, verre van beperkt te worden tot een groep specialisten, door het gebed een zaak van alle gedoopten worden. Iedereen, ongeacht zijn rol in de Kerk of opleidingsniveau, kan een waardevolle bijdrage leveren, op een verborgen en diepgaande wijze.