UT UNUM SINTOver de inzet voor de oecumene
(Soort document: H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek)
H. Paus Johannes Paulus II -
25 mei 1995
De verplichting tot een oecumenische dialoog, die sinds het Concilie duidelijk zichtbaar is geworden, is, verre van een exclusief voorrecht van de Apostolische Stoel te zijn, ook de opdracht van de afzonderlijke plaatselijke of particuliere kerken. Door de bisschoppenconferenties en door de synoden van de katholieke Kerken van het Oosten zijn er bijzondere commissies opgericht om de oecumenische geest en het oecumenische handelen te bevorderen. Op het vlak van de afzonderlijke bisdommen bestaan soortgelijke doelmatige structuren. Zulke initiatieven bewijzen het concrete en algemene engagement van de katholieke Kerk bij de toepassing van de richtlijnen die door het Concilie zijn uitgewerkt, over de oecumene. Dit is een wezenlijk aspect van de oecumenische beweging.
Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 755 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 902-904 De 'dialoog' is niet alleen maar aangegaan: hij is
een verklaarde noodzaak, een van de prioriteiten van de Kerk geworden. Aldus zijn de 'methoden' van de dialoog verbeterd, wat op zijn beurt de geest van dialoog heeft helpen groeien. In dit verband moet in de eerste plaats melding worden gemaakt van de "dialoog tussen goed gevormde deskundigen op bijeenkomsten van christenen uit verschillende Kerken en Gemeenschappen, die in een godsdienstige sfeer gehouden worden en waarbij ieder de leer van zijn Gemeenschap nader verklaart en heteigene ervan helder naar voren brengt"
2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 4. Bovendien is het nuttig voor alle gelovigen om bekend te zijn met de methode die dialoog mogelijk maakt.
Zoals de Concilieverklaring over de godsdienstvrijheid vaststelt: "De waarheid moet (...) worden gezocht op een manier die aangepast is aan de waardigheid van de menselijke persoon en aan zijn sociale natuur, namelijk in vrij onderzoek, met behulp van leergezag of onderricht, van gedachtenwisseling en dialoog waardoor de een aan de ander de waarheid uiteenzet die hij heeft gevonden of meent te hebben gevonden, om elkaar aldus wederzijds te helpen bij het zoeken naar de waarheid; heeft men haar gevonden, dan moet met haar met een persoonlijke instemming standvastig aanhangen".
2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden, Dignitatis Humanae (7 dec 1965), 3
De oecumenische dialoog is van wezenlijk belang: "Door zo'n dialoog verwerven immers allen een betere kennis en een juistere beoordeling van de leer en het leven van elkaars Gemeenschap. Zo bereiken deze Gemeenschappen ook een ruimere samenwerking in alle taken die het algemeen welzijn aan het geweten van iedere christen oplegt en, waar dit mogelijk en geoorloofd is, komen zij in een gemeenschappelijk gebed bijeen. Tenslotte bezinnen zich allen hierbij op hun trouw aan de wil van Christus met betrekking tot zijn Kerk en maken zo een passend en krachtig begin met het werk van vernieuwing en hervorming". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 4