UT UNUM SINTOver de inzet voor de oecumene
(Soort document: H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek)
H. Paus Johannes Paulus II -
25 mei 1995
Als het gebed de 'ziel' is van de oecumenische vernieuwing en van het verlangen naar eenheid, dan vormt het de basis en de steun voor
alles wat het Concilie definieert als 'dialoog'. Deze definitie heeft zeker ook betrekking op de huidige
personalistische manier van denken. De 'dialoog'-houding stoelt op de natuur van de persoon en zijn waardigheid. Vanuit het standpunt van de filosofie wordt deze benadering verbonden met de christelijke waarheid over de mens die het Concilie verwoordde: de mens is in feite "het enige schepsel dat om zichzelf door God gewild is"; zo kan hij "zichzelf niet volledig vinden tenzij in de oprechte gave van zichzelf"
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 24. De dialoog is een noodzakelijke stap op de weg
naar menselijke zelfverwerkelijking, de zelfverwerkelijking zowel van
ieder afzonderlijk als van
elke menselijke gemeenschap. Ofschoon het begrip 'dialoog' prioriteit lijkt te geven aan het kennismoment
(dia-logos), heeft iedere dialoog een alomvattende, existentiële dimensie in zich. Hij sluit het menselijke subject in zijn totaliteit in; dialoog tussen gemeenschappen sluit op bijzondere wijze de subjectiviteit van ieder in.
Deze waarheid over de dialoog die zo diepzinnig werd verwoord door paus Paulus VI in zijn encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Ecclesiam Suam
Over de Kerk
(6 augustus 1964), Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de Kerk, Ecclesiam Suam (6 aug 1964). 3e hoofdstuk werd ook door het Concilie opgenomen in zijn leer en zijn oecumenische activiteit. Dialoog is niet eenvoudigweg een uitwisseling van ideeën, In zekere zin is hij altijd een "uitwisseling van gaven" Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 13.
Daarom benadrukt het Conciliedecreet over de oecumene ook het belang van "elk streven om woorden, beoordelingen en daden, die niet naar billijkheid en waarheid stroken met de situatie van onze gescheiden broeders en daarom de onderlinge betrekkingen met hen bemoeilijken, uit te schakelen".
2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 4 Het Decreet benadert de kwestie vanuit het standpunt van de katholieke Kerk en verwijst naar de maatstaven die zij moet aanhouden in de relatie met andere christenen. In dit alles is echter wederkerigheid vereist. Deze maatstaven te volgen is een opdracht voor elk van de partijen die de dialoog wensen aan te gaan en een eerste voorwaarde om zulke dialoog te beginnen. Men moet, van een opstelling tegenover elkaar en van het conflict, overgaan naar een situatie waarin elke partij de ander erkent als
partner. Wanneer de dialoog wordt aangegaan,
moet elke kant in de ander een verlangen naar verzoening veronderstellen, naar eenheid in waarheid. Om dit alles te verwezenlijken moet ieder blijk van wederzijdse tegenstelling verdwijnen. Alleen zo zal de dialoog helpen de verdeeldheid te overwinnen en ons dichter bij de eenheid brengen.
Men mag met grote dankbaarheid jegens de Geest van de Waarheid zeggen dat het
Tweede Vaticaans Concilie een gezegende tijd was, tijdens welke de grondslagen voor de deelneming van de katholieke Kerk aan de oecumenische dialoog werden gelegd. Tegelijkertijd hielpen ook de aanwezigheid van veel waarnemers van verschillende Kerken en kerkelijke Gemeenschappen, hun sterke betrokkenheid bij de gebeurtenissen van het Concilie, de vele ontmoetingen en het gemeenschappelijke gebed dat het Concilie mogelijk maakte bij het vervullen van
de voorwaarden voor een dialoog met elkaar. Tijdens het Concilie ervoeren de vertegenwoordigers van andere Kerken en kerkelijke Gemeenschappen de bereidheid van het wereldwijde katholieke episcopaat, en in het bijzonder van de Apostolische Stoel, om in dialoog te treden.