H. Paus Johannes Paulus II - 25 mei 1995
UT UNUM SINT Over de inzet voor de oecumene |
|||
► | De oecumenische inzet van de Katholieke Kerk | ||
► | De oecumenische weg: de weg van de Kerk |
De katholieke Kerk neemt hoopvol de oecumenische verplichting op zich als een gebod van het door het geloof verlichte en door de liefde geleide christelijke geweten. Ook hier kan men het woord van de heilige Paulus aan de eerste christenen van Rome toepassen: "De liefde van God is uitgegoten in onze harten door de heilige Geest" (Rom. 5, 5); onze "hoop stelt ons" dus "niet teleur" (Rom. 5, 5). Dit is de hoop op de eenheid der christenen die in de trinitaire eenheid van de Vader en de Zoon en de heilige Geest haar goddelijke bron heeft.
Want deze door de heilige Geest geschonken eenheid bestaat niet louter in een verzameling mensen die tot een optelsom van personen wordt. Het is een eenheid die door de banden van de geloofsbelijdenis, de sacramenten en de hiërarchische leiding en gemeenschap gevormd wordt Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 14. De gelovigen zijn één, omdat zij in de Geest in gemeenschap zijn met de Zoon en, in Hem, delen in zijn gemeenschap met de Vader: "Wij hebben gemeenschap met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus" (1 Joh. 1, 3). Voor de katholieke Kerk is dus de gemeenschap van de christenen geen andere dan de manifestatie van de genade aan hen, waardoor God hen tot deelnemers aan zijn eigen gemeenschap maakt, die zijn eeuwige leven is. De woorden van Christus "dat zij één mogen zijn" zijn zo zijn gebed aan de Vader, dat het plan van de Vader volledig vervuld mag worden, op zo'n wijze, dat iedereen duidelijk moge zien "wat het plan is van het geheim dat eeuwenlang verborgen was in God die alle dingen heeft geschapen" (Ef. 3, 9). In God geloven betekent eenheid verlangen; eenheid verlangen betekent de Kerk verlangen; de Kerk verlangen betekent de gemeenschap van genade te verlangen, die overeenkomt met het plan van de Vader van alle eeuwigheid af. Dat is de betekenis van Christus' gebed: "Ut unum sint".
Het Concilie verklaart dat de Kerk van Christus "zich bevindt in de katholieke Kerk, die door de opvolger van Petrus en de met hem verenigde bisschoppen wordt bestuurd", en tegelijkertijd erkent het dat "ook buiten haar schoot meerdere bestanddelen van heiliging en waarheid te vinden zijn die, als de eigen gaven van de Kerk van Christus, naar de katholieke eenheid heenstuwen" Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 8.
"De afgescheiden Kerken en gemeenschappen zijn dus, ook al hebben zij vanuit onze geloofsovertuiging tekorten, in het heilsmysterie allerminst zonder betekenis en zonder waarde. De Geest van Christus weigert immers niet ze te gebruiken als heilsmiddelen, die hun kracht juist ontlenen aan de volheid van genade en waarheid, die aan de katholieke Kerk is toevertrouwd" 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 3
Naar de mate waarin deze elementen in de andere christelijke Gemeenschappen aanwezig zijn, is de ene Kerk van Christus in hen werkzaam tegenwoordig. Daarom spreekt het Tweede Vaticaans Concilie van een zekere, zij het ook onvolkomen gemeenschap. De dogmatische Constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964) benadrukt dat de katholieke Kerk "erkent dat zij op verschillende wijzen verbonden is" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 15 met deze gemeenschappen door een ware verbintenis in de heilige Geest.
Dezelfde 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964) heeft uitvoerig "de elementen van heiliging en waarheid" behandeld die op verschillende wijzen aanwezig en werkzaam zijn buiten de zichtbare grenzen van de katholieke Kerk: "Velen zijn er immers, die de heilige Schrift als geloofs- en levensregel in ere houden, een oprechte godsdienstijver vertonen, met liefde in God de almachtige Vader en in Christus, Gods Zoon en Verlosser geloven, door het doopsel dat hen met Christus verbindt getekend zijn, ja zelfs ook nog andere sacramenten in hun eigen Kerken of kerkelijke Gemeenschappen erkennen en ontvangen. Meerderen onder hen bezitten zelfs het Episcopaat, vieren de heilige Eucharistie en beoefenen de godsvrucht tot de maagdelijke Moeder van God. Daarbij komt de gemeenschap van gebeden en andere geestelijke gunsten, ja zelfs een zekere waarachtige verbondenheid in de heilige Geest, die ook in hen door zijn gaven en genaden zijn heiligingswerk voltrekt, en sommigen onder hen tot het vergieten van hun bloed toe heeft gesterkt. Aldus wekt de Geest bij alle leerlingen van Christus het verlangen en de inspanning, om allen, naar de wijze die Christus bepaald heeft, in één kudde onder één Herder vreedzaam te verenigen". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 15
Het 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Unitatis Redintegratio
Over de oecumene
(21 november 1964) ging met betrekking tot de orthodoxe Kerken zover, dat het verklaarde dat "door de viering van de Eucharistie des Heren in deze afzonderlijke Kerken de Kerk van God opgebouwd en uitgebreid wordt". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 15 De waarheid eist dat dit alles erkend wordt.
Met betrekking tot de vele positieve elementen die in andere Kerken en kerkelijke Gemeenschappen aanwezig zijn, voegt het Decreet toe: "Dit alles komt voort uit Christus, voert tot Hem en behoort rechtens tot de enige Kerk van Christus. Ook worden talrijke liturgische handelingen van de christelijke godsdienst bij onze gescheiden broeders voltrokken. Ongetwijfeld kunnen die op verschillende wijzen, naargelang de structuur van een Kerk of een Gemeenschap, werkelijk het leven van de genade voortbrengen en moeten zij geschikt geacht worden om de toegang tot de heilsgemeenschap te ontsluiten". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 3
Dit zijn uitzonderlijk belangrijke teksten voor de oecumene. Het is niet zo dat er buiten de grenzen van de katholieke gemeenschap een kerkelijk vacuüm bestaat. Vele elementen van grote waarde (eximia) die in de katholieke Kerk deel zijn van de volheid van de heilsmiddelen en van de genadegaven die de Kerk uitmaken, vindt men ook in de andere christelijke Gemeenschappen.