H. Paus Johannes Paulus II - 25 mei 1995
Wat de eenheid van alle christelijke Gemeenschappen aangaat hoort natuurlijk tot het terrein van de zorgen van het primaat. Als bisschop van Rome weet ik heel goed, en ik heb het in deze encycliek opnieuw bevestigd, dat de volle en zichtbare gemeenschap van alle Gemeenschappen, waarin krachtens de trouw van God zijn geest woont, de brandende wens van Christus is. Ik ben ervan overtuigd dienaangaande een bijzondere verantwoordelijkheid te hebben, vooral wanneer ik het oecumenische verlangen van de meeste christelijke Gemeenschappen constateer en het aan mij gerichte verzoek hoor om een vorm te vinden voor de uitoefening van het primaat die weliswaar geenszins afziet van het essentiële van haar zending, maar die zich openstelt voor een nieuwe situatie. Duizend jaar lang waren de christenen met elkaar verbonden "in een broederlijke gemeenschap van geloof en sacramenteel leven (...) En als er onderling meningsverschillen ontstonden over geloof en kerkelijke tucht, trad de zetel van Rome met algemene instemming regelend op". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 14
Op deze wijze oefende het primaat zijn taak voor de eenheid uit. Toen ik mij richtte tot de oecumenische patriarch, Zijne Heiligheid Dimitrios I, heb ik gezegd dat ik me ervan bewust was dat "om zeer verschillende redenen en tegen de wil van beide zijden, hetgeen een dienst had moeten zijn, zich onder een heel ander licht kon vertonen. Maar (...) ik weet me in het verlangen werkelijk aan de wil van Christus te gehoorzamen, geroepen om als bisschop van Rome deze bediening uit te oefenen (...) Ik bid met het oog op deze volmaakte gemeenschap die wij willen herstellen, met volharding de heilige Geest ons zijn licht te schenken en alle herders en theologen van onze Kerken te verlichten, opdat wij, uiteraard samen, de vormen kunnen vinden waarin deze bediening een door alle betrokkenen erkende dienst van liefde kan verwezenlijken". H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, In tegenwoordigheid van Dimitrius I, aartsbisschop van Constantinopel en oecumenisch patriarch (6 dec 1987), 3