H. Paus Johannes Paulus II - 25 mei 1995
Wat de Kerk van Rome en het Oecumenische Patriarchaat van Constantinopel betreft zette het proces waar wij zoëven op gewezen hebben, in dankzij de wederzijdse openheid die door de pausen Johannes XXIII en Paulus VI enerzijds en de oecumenische patriarch Athenagoras I en zijn opvolgers anderzijds werd betracht. De bewerkte verandering vindt haar historische uitdrukking in de kerkelijke handeling, waardoor men de herinnering aan de wederzijdse ban "uit het geheugen en uit het midden van de Kerken verwijderd heeft" Vgl. Secretariaat voor eenheid der Christenen, Gemeenschappelijke verklaring, Wederzijdse herroeping van de ex-communicatie van 1054 door Rome en Constantinopel (7 dec 1965) die negenhonderd jaar eerder, in 1054, het symbool was geworden van het schisma tussen Rome en Constantinopel. Die voor het oecumenische engagement zo belangrijke Secretariaat voor eenheid der Christenen
Wederzijdse herroeping van de ex-communicatie van 1054 door Rome en Constantinopel
Gemeenschappelijke verklaring
(7 december 1965) vond op 7 december 1965 tijdens de laatste dag van het Concilie plaats. Aldus sloot de Concilievergadering met een plechtige handeling die tegelijkertijd een reiniging was van de historische herinnering, een wederzijdse vergeving en een solidaire verplichting om te zoeken naar gemeenschap.
Deze geste was voorafgegaan door de H. Paus Paulus VI - Toespraak
Gezamenlijke verklaring van Paus Paulus VI en Patriarch Athenagoras I
(6 januari 1964), in januari 1964, tijdens de bedevaart van de paus naar het Heilig Land. Tezelfdertijd was paus Paulus in staat om ook Benedictus te ontmoeten, de orthodoxe patriarch van Jeruzalem. Later H. Paus Paulus VI - Brief
Anno ineunte
Aan Patriarch Athanagoras I, Oecumenisch Patriarch van Constantinopel, over het herenigen van de Kerken van Oosten en het Westen (25 juli 1967), zijn Zetel in Constantinopel, op 25 juli 1967, en in oktober van hetzelfde jaar werd de patriarch plechtig ontvangen in Rome. Deze ontmoetingen, vol van gebed, zetten de weg uit van toenadering tussen de Kerk van het Oosten en de Kerk van het Westen en van het herstel van de eenheid die zij deelden in het eerste millennium.
Toen mij na de dood van paus Paulus VI en het korte pontificaat van paus Johannes Paulus I het ambt van bisschop van Rome werd toevertrouwd, heb ik het als een van de eerste taken van mijn pauselijke dienst beschouwd om persoonlijk contact te leggen met de oecumenische patriarch Dimitrios I, die intussen patriarch Athenagoras was opgevolgd op de Zetel van Constantinopel. Tijdens H. Paus Johannes Paulus II - Toespraak
Tot Zijne Heiligheid Dimitrius I, patriarch van Constantinopel
(frgament)
(29 november 1979) konden de patriarch en ik Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen
Gemeenschappelijke verklaring van Zijne Heiligheid Paus Johannes Paulus II en Dimitrius I, patriarch van Constantinopel
(30 november 1979) tot het aangaan van de theologische dialoog tussen de katholieke Kerk en alle orthodoxe Kerken die kerkrechtelijk in gemeenschap zijn met de zetel van Constantinopel. In dit verband schijnt het mij belangrijk om te vermelden dat destijds reeds de voorbereidingen voor het bijeenroepen van het toekomstige Concilie van de orthodoxe Kerken aan de gang waren. Het zoeken naar hun eendracht is een bijdrage aan het leven en aan de vitaliteit van die zusterkerken, en dat ook met het oog op de functie die zij krachtens hun roeping moeten vervullen op de weg naar eenheid. De oecumenische patriarch wilde mij een tegenbezoek brengen en in december 1987 beleefde ik de vreugde om hem met oprechte genegenheid en met de hem toekomende H. Paus Johannes Paulus II - Homilie
In tegenwoordigheid van Dimitrius I, aartsbisschop van Constantinopel en oecumenisch patriarch (6 december 1987). In dit kader van kerkelijke broederschap moet herinnerd worden aan de praktijk die sinds jaren tot een vaste gewoonte geworden is, om in Rome op het feest van de heilige apostelen Petrus en Paulus een delegatie van het Oecumenische Patriarchaat te ontvangen als ook om een delegatie van de heilige Stoel naar de Fanar te zenden, naar de plechtigheden ter ere van de heilige Andreas.