H. Paus Johannes Paulus II - 25 mei 1995
Reeds in het Oude Testament bracht de profeet Ezechiël ten aanzien van toenmalige situatie van het Godsvolk de goddelijke wil tot uitdrukking, om de leden van zijn verstrooide volk "van alle kanten te verzamelen". De profeet bediende zich daartoe van het eenvoudige symbool van twee eerst verschillende stukken hout die dan aan elkaar gemaakt worden tot één stuk: "Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn. De volkeren zullen weten dat Ik de Heer ben die Israël heiligt" Vgl. Ez. 37, 16-28 . Het Evangelie van Johannes ziet ten aanzien van de situatie van het Godsvolk in die tijd in de dood van Jezus de reden voor de eenheid van de kinderen van God: "De hogepriester (...) zei (...), dat Jezus zou sterven voor het volk, maar ook om de verstrooide kinderen Gods weer te verzamelen" (Joh. 11, 51-52). Inderdaad zal de brief aan de Efeziërs uitleggen: "Hij haalde (...) de scheidingswand van de vijandschap omlaag (...) door het Kruis (...). Hij heeft in zijn Persoon de vijandschap gedood" (Ef. 2, 14-16), uit dat wat gescheiden was heeft Hij een eenheid geschapen.