
Paus Franciscus - 14 februari 2019
Mijne Heren Kardinalen,
Dierbare broeders in het bisschopsambt en het priesterschap,
Dierbare broeders en zusters,
Het verheugt mij u te ontmoeten ter gelegenheid van uw voltallige zitting. Ik dank de kardinaal prefect voor de woorden die hij tot mij richtte en groet u, de leden, medewerkers en adviseurs van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en Discipline van de Sacramenten.
Deze voltallige zitting komt op een belangrijk ogenblik. Vijftig jaar is voorbij sinds de heilige Paulus VI op 8 mei 1969 wat toen de Congregatio pro Cultu Divino was, wou oprichten om vorm te geven aan de door Vaticanum II gewilde vernieuwing. Het ging om de uitgave van liturgische boeken volgens de criteria en besluiten van de Concilievaders, met het oog op de bevordering van de bewuste, godsvruchtige en actieve deelname Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 48 van het volk Gods aan de mysteries van Christus. De traditie van het gebed van de Kerk had nieuwe uitdrukkingsvormen nodig, zonder iets te verliezen van haar duizendjarige rijkdom, maar door in tegendeel de schatten van het begin te herontdekken. In de eerste maanden van dit jaar verschenen de vooropgezette stellingen van de hervorming die de apostolische Stoel verwezenlijkt heeft voor het welzijn van het volk Gods. Het is precies op de datum van vandaag dat de Motu proprio H. Paus Paulus VI - Motu Proprio
Mysterii Paschalis
Ter goedkeuring van de algemene normen voor het liturgisch jaar en van de nieuwe algemene Romeinse kalender (14 februari 1969) uitgevaardigd werd over de Romeinse kalender en het liturgisch Jaar (14 februari 1969); vervolgens de belangrijke apostolische Constitutie H. Paus Paulus VI - Apostolische Constitutie
Missale Romanum
ex Decr. Sacr. Oec. Conc. Vat. II instauratum, auctoritate Pauli PP. VI promulgatum, ed. typica (3 april 1969) (3 april 1969), waarmee de heilige paus het Romeins Missaal uitvaardigde. In hetzelfde jaar, zagen de Congregatie voor de Riten
Ordo Missae
Decreet bij de nieuwe Ordo Missae (6 april 1969) en verschillende andere Ordo het licht, waaronder die over de Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten
Ordo Baptismi Parvulorum
Het Doopsel van kinderen - editio typica altera (29 augustus 1973), het Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten
Ordo celebrandi Matrimonium
Het Huwelijk (19 maart 1969) en de Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten
Ordo Exsequiarum
Orde van dienst voor de uitvaartliturgie (15 augustus 1969). Het waren de eerste stappen op een weg waarop met wijsheid en volharding dient voortgegaan.
Wij weten dat het niet volstaat de liturgische boeken te veranderen om de kwaliteit van de liturgie te verbeteren. Het daarbij laten zou een vergissing zijn. Vgl. Mt. 22, 32
Wat uw werk vandaag nog steeds beoogt, is de paus te helpen zijn ambt uit te oefenen voor het welzijn van de biddende Kerk overal op aarde. De apostolische Stoel werkt zoals de Bisschoppenconferenties in een Kerkgemeenschap, in een geest van samenwerking, dialoog en synodaliteit. De Heilige Stoel vervangt de bisschoppen namelijk niet maar werkt men hen samen om in de rijkdom van de verschillende talen en culturen, dienstbaar te zijn aan de roeping van de biddende Kerk, overal ter wereld. Het is in dit perspectief dat zich de Motu proprio Paus Franciscus - Motu Proprio
Magnum Principium
Waarbij canon 838 van het Kerkelijk Wetboek gewijzigd wordt
(3 september 2017) situeert (3 september 2017), waarmee ik onder andere de noodzaak heb willen onderlijnen van een “constante samenwerking in wederzijds en volledig vertrouwen, waakzaam en creatief, tussen de Bisschoppenconferenties en het Dicasterium van de apostolische Stoel, dat de opdracht uitoefent de heilige liturgie te bevorderen.” Het is mijn wens dat men de weg van samenwerking vervolgt, bewust van de verantwoordelijkheid van de Kerkgemeenschap, waarin eenheid en diversiteit harmonie vinden. Het is een kwestie van harmonie.
Daar sluit de uitdaging van de vorming ook bij aan, wat het specifieke doel is van uw reflectie. Wat de vorming betreft, mogen wij vooreerst niet vergeten dat liturgie een leven is dat vormt en geen idee om te leren. Het is nuttig zich in dit verband te herinneren dat de realiteit belangrijker is dan de idee. Vgl. Paus Franciscus, Apostolische Exhortatie, Verheugt u en jubelt - Over de roeping tot heiligheid in deze wereld, Gaudete et Exsultate (19 mrt 2018), 231-233 En daarom is het goed in de liturgie, zoals op andere vlakken van het Kerkelijk leven, niet in steriele ideologische polarisaties te vervallen die dikwijls ontstaan wanneer men zijn eigen ideeën geldig acht voor alle contexten en uiteindelijk een houding aanneemt van eeuwigdurende dialectiek ten overstaan van degenen die ze niet delen. Als men verlangt te reageren op bepaalde onzekerheden binnen de huidige context, loopt men daarna misschien het gevaar zich terug te plooien op een verleden dat niet meer bestaat of te vluchten in een vermeende toekomst. Het vertrekpunt is daarentegen de erkenning van de realiteit van de heilige liturgie, de levende schat die niet mag herleid worden tot smaak, recepten en stromingen, maar die volgzaam moet ontvangen worden en met liefde aangemoedigd, zoals onvervangbaar voedsel voor de organische groei van het volk Gods. De liturgie is geen knutselterrein, maar de epifanie van de Kerkgemeenschap. Daarom weerklinkt in de gebeden en gebaren, het wij en niet het ik, de reële gemeenschap en niet het ideale subject. Wanneer men met heimwee de voorbije tendensen betreurt of wanneer men er nieuwe wil opleggen, riskeert men integendeel het deel te laten voorgaan op het geheel, het ik op het volk Gods, het abstracte op het concrete, de ideologie op de gemeenschap en in de grond het wereldse op het spirituele.
In die zin is de titel van uw samenkomst, “De liturgische vorming van het volk Gods”, kostbaar. De opdracht die u toekomt, is namelijk essentieel onder het volk Gods de pracht te verspreiden van het levende mysterie van de Heer, dat zich in de liturgie manifesteert. Over liturgische vorming van het volk Gods spreken, betekent vooreerst zich bewust worden van de onvervangbare rol die de liturgie in en voor de Kerk bekleedt. En dat kan het volk Gods concreet helpen om het gebed van de Kerk beter te verinnerlijken, om de ontmoeting met de Heer en onze broeders te ervaren en er in dit licht de inhoud van te herontdekken en de riten in acht te nemen.
Liturgie is als een ervaring die gericht is op de bekering van het leven, door zich de manier van denken en gedragen van de Heer eigen te maken. Daarom kan liturgische vorming zich niet beperken tot het gewoon aanbieden van kennis van de liturgische boeken, hoe noodzakelijk ook, – dat zou een vergissing zijn – en nog minder tot het bewaren van de noodzakelijke vervulling van rituele disciplines. Opdat liturgie haar vormende en transformerende functie zou kunnen realiseren, is het passend dat herders en leken ermee vertrouwd worden om er de betekenis en symbolische taal van te vatten, met inbegrip van de kunst, de zang en muziek, en ook de stilte in dienst van het mysterie dat voltrokken wordt. De Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) maakt gebruik van het mystagogisch leven om de liturgie te illustreren en de gebeden en tekens te valoriseren. Mystagogie: dat is de gepaste weg om in het mysterie van de liturgie binnen te treden, in de levende ontmoeting met de gekruisigde en verrezen Heer. Mystagogie betekent het nieuwe leven ontdekken dat wij door de sacramenten in het volk Gods ontvangen hebben, en er voortdurend de schoonheid van ontdekken en vernieuwen.
Wat de fases in de vorming betreffen, wij weten uit ervaring dat naast de initiële vorming, permanente vorming nodig is voor geestelijken en leken, vooral voor hen die geëngageerd zijn in ambten in dienst van de liturgie. Vorming is niet eenmalig maar permanent. Voor gewijde bedienaars, geldt de oproep van het Concilie voor een gezonde ars celebrandi nog steeds: “het is dringend nodig, dat er allereerst wordt gezorgd voor de liturgische vorming van de geestelijkheid”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 14 “Allereerst.” Educatieve verantwoordelijkheden worden gedeeld en voor de operationele fase worden de bisdommen meer geïnterpelleerd. Uw reflectie zal het Dicasterium tot hulp zijn om na rijp overleg een beslissing te nemen over de lijnen en richtlijnen die moeten aangereikt worden in een geest van dienstbaarheid aan hen – Bisschoppenconferenties, bisdommen, vormingsinstituten, tijdschriften – die de verantwoordelijkheid hebben de liturgische vorming van het volk Gods te verzorgen en aan te moedigen.
Dierbare broeders en zusters, wij zijn allemaal geroepen onze liturgische vorming te verdiepen en te verlevendigen. Liturgie is namelijk de hoofdweg waarlangs het christenleven komt in alle fases van zijn groei. U heeft dus een grote en mooie opdracht voor u: ervoor zorgen dat het volk Gods de schoonheid de ontmoeting met de Heer herontdekt in de viering van Zijn mysteries en dat het leven heeft in Zijn Naam, door Hem te ontmoeten. Ik dank u voor uw inzet en zegen u, waarbij ik u vraag een – grote – plaats voor mij te bewaren in uw gebed. Dank u.