
H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1992
Daaruit vloeit voort dat het geestelijk leven van de priesters sterk gekenmerkt moet worden door missionaire ijver en dynamiek. Het is hun taak om in de uitoefening van het ambt en in het getuigenis van het leven de hun toevertrouwde gemeenschap te vormen tot een authentiek missionaire gemeenschap. Zoals ik in de encycliek H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Redemptoris Missio
Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht
(7 december 1990) geschreven heb, "moeten alle priesters hart hebben voor de missie, openstaan voor de noden van de Kerk en van de wereld en aandacht hebben voor de vest verwijderden en vooral voor de niet-christelijke groeperingen in hun eigen omgeving. In het gebed en vooral in het eucharistisch offer moeten zij de zorg van heel de Kerk voor de gehele mensheid voelen". H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 67
Als deze missiegeest het leven van de priesters op edelmoedige wijze zal bezielen, zal het gemakkelijker worden te antwoorden op een steeds ernstigere eis in de Kerk van deze tijd, de eis die voortkomt uit de ongelijke verdeling van de geestelijkheid. Wat dit betreft is het Concilie reeds zeer nauwkeuriger en krachtig geweest: "De priesters mogen (...) niet vergeten, dat hun de zorg voor alle kerken ter harte moet gaan. Daarom moeten de priesters van de bisdommen waarin men over en grotere overvloed aan roepingen beschikt graag bereid zijn om met instemming en aanmoediging van hun eigen bisschop hun bediening uit te oefenen in gebieden, missies of voor werkzaamheden die lijden aan een priestertekort". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 10