H. Paus Johannes Paulus II - 14 juni 1984
Het is duidelijk dat, wanneer wij op dit niveau samenkomen, heel het dynamisme dat uit ons gemeenschappelijk doopsel voortkomt, ons vurig doet verlangen samen deel te nemen aan het lichaam en bloed van de Heer zonder welke wij het leven niet in ons kunnen hebben. Vgl. Joh. 6, 53
Dit verlangen dat u zojuist hebt uitgesproken, meneer de pastor, is ook grotelijks het mijne. Dit is heel de betekenis van de dialoog waarin wij betrokken zijn zowel op nationaal niveau tussen uw federatie en de Katholieke Kerk in Zwitserland als op internationaal niveau tussen de Hervormde Wereldbond en het Secretariaat voor de eenheid en binnen de Commissie voor Geloof en Kerkorde van de Wereldraad van Kerken. De eucharistische viering is voor de Kerk namelijk een geloofsbelijdenis metterdaad, en een volledige overeenstemming in het geloof is het uitgangspunt van een gemeenschappelijke eucharistische viering die werkelijk trouw en waar is. Wij mogen geen bedrieglijk teken stellen. Heel onze dialoog streeft naar een dergelijke gemeenschappelijke viering. Het zou tot niets dienen de pijn van de scheiding weg te nemen, als wij geen einde aan de oorzaak van deze pijn maken, welke juist de scheiding zelf is. Moge de Heer geven dat de dag komt, dat ons gemeenschappelijk verlangen zal zijn vervuld.