H. Paus Johannes Paulus II - 14 juni 1984
Is het niet de Heilige Geest die de verscheidenheid van gaven en diensten bewerkt en de gelovigen toch in Christus verbindt, dat Hij het levens- en eenheidsbeginsel van de kerk is? Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 22 Bij al onze inspanningen om elkaar wederzijds beter te begrijpen in de waarheid, zien wij ons verwezen naar het mysterie van de Heilige Geest. Volgens de Schrift is Hij niet alleen als de steeds nieuwe en actuele 'dynamis van God' werkzaam, maar roept in de geschiedenis ook de mensgeworden en verheerlijkte Heer Jezus Christus voor de geest in de gestalte als dienaar van zijn kerk. Dit geloofsmysterie moet steeds in nederigheid worden overwogen en biddend vereerd.
Tenslotte moet eraan toegevoegd worden: Niemand kan oprecht liefhebben, wanneer hem door God niet de Geest van kracht en liefde wordt gegeven. Alleen de kracht van de goddelijke liefde kan scheidsmuren die gedurende eeuwen binnen de christenheid zijn ontstaan en voor een deel nog bestaan, neerhalen; kan de twist om de voorrang onder de leerlingen van Christus veranderen in een edele geestelijke wedijver en ons samen tot boodschappers van zijn liefde maken, 'opdat de wereld gelove' (Joh. 17, 21).