
Paus Franciscus - 6 januari 2019
Een ander terrein dat nadere bestudering behoeft is dat van nieuwe technologieën die beschreven worden als “innovatief” en “convergent”. Daaronder vallen informatie- en communicatietechnologie, biotechnologie, nanotechnologie en robotica. Op basis van zowel resultaten uit natuurkunde, genetica en neurowetenschappen als steeds krachtiger computercapaciteit, zijn nu diepgaande ingrepen in levende organismen mogelijk. Zelfs in het menselijk lichaam kan worden ingegrepen waardoor niet alleen zijn functies en vermogens kunnen worden aangepast, maar ook de wijzen waarop het relaties aangaat op persoonlijk en maatschappelijk niveau, waardoor het in toenemende mate wordt blootgesteld aan marktkrachten. Er is daarom een dringende behoefte deze buitengewoon belangrijke veranderingen en nieuwe grenzen te doorgronden om te kunnen bepalen hoe zij ten dienste van de menselijke persoon kunnen worden gesteld, terwijl de intrinsieke waardigheid van allen wordt gerespecteerd en bevorderd. Dat is een uiterst veeleisende taak, gezien haar complexiteit en de onvoorspelbaarheid van toekomstige ontwikkelingen; daardoor is nog meer onderscheiding dan gebruikelijk vereist. We kunnen deze onderscheiding definiëren als
“het oprechte werk van het geweten, in de eigen inzet om het mogelijk goede te leren kennen op grond waarvan men op verantwoorde wijze een besluit moet nemen in het juist gebruik van de praktische rede”. Bisschoppensynodes, Jongerensynode (2018), Jongeren, geloof en de onderscheiding van de roeping (Slotdocument) (27 okt 2018), 109
Dit proces van onderzoek en evaluatie brengt daarom de werking van het morele geweten met zich mee en is, voor de gelovige, deel van zijn of haar relatie met de Heer Jezus, in het verlangen de gezindheid van Christus aan te nemen in onze handelingen en keuzes. Vgl. Fil. 2, 5