Congregatie voor de Geloofsleer - 22 februari 1987
Het medisch onderzoek Daar de termen 'onderzoek' en 'experiment (proefneming)' dikwijls gelijkwaardig en dubbelzinnig worden gebruikt, lijkt het nodig de betekenis welke daaraan in dit document wordt toegekend, nauwkeurig te omschrijven. 1) Met onderzoek wordt elke inductieve-deductieve methode bedoeld om de stelselmatige waarneming te bevorderen van een bepaald verschijnsel op menselijk gebied of een hypothese uit eerdere waarnemingen te toetsen. 2) Met experiment wordt elk onderzoek bedoeld, waarbij het menselijk wezen (in de verschillende bestaansstadia: embryo, foetus, kind of volwassene) het voorwerp vormt, waardoor of waarop men de momenteel onbekende of nog niet voldoende bekende uitwerking bedoelt te toetsen van een bepaalde (bijvoorbeeld farmacologische, teratogene, chirurgische, enz.) behandeling. moet zich onthouden van ingrepen op levende embryo's, behalve wanneer de morele zekerheid bestaat dat noch aan het leven noch aan de integriteit van het ongeboren leven en de moeder schade wordt toegebracht, en op voorwaarde dat de ouders na behoorlijke informatie hun vrije instemming hebben gegeven voor de ingreep op het embryo.
Daaruit volgt, dat elk onderzoek, ook indien het wordt beperkt tot de loutere observatie van het embryo, ongeoorloofd zou worden, wanneer het vanwege de toegepaste methoden of bijwerkingen een gevaar zou inhouden voor de lichamelijke integriteit of het leven van het embryo.
Ten aanzien van de experimenten Zie noot bij onderzoek moet, vooropgesteld het algemene onderscheid tussen die met een niet rechtstreeks therapeutisch doel en die welke duidelijk therapeutisch zijn voor het subject zelf, in het onderhavige geval ook onderscheid worden gemaakt tussen experimenten uitgevoerd op nog levende embryo's en experimenten uitgevoerd op dode embryo's. Wanneer deze levend zijn, levensvatbaar of niet, moeten ze evenals alle menselijke personen worden gerespecteerd; het niet rechtstreeks therapeutisch experiment op embryo's is ongeoorloofd Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de deelnemers aan de studieweek van de Pauselijke academie van wetenschappen, Het experimenteren in de biologie moet bijdragen aan het algeheel welzijn van de mens (23 okt 1982). 'Ik veroordeel op de meest uitdrukkelijke en formele wijze experimentele manipulaties van het menselijk embryo, omdat het menselijk wezen vanaf de ontvangenis tot de dood niet gebruikt mag worden voor welk doel ook'.
Geen enkel, ook op zichzelf edel doel zoals de verwachting van een nut voor de wetenschap, voor andere menselijke wezens of voor de samenleving, kan op enigerlei wijze het experiment rechtvaardigen op levende menselijke embryo's of foetussen, levensvatbare of niet, in de moederschoot of er buiten. De toestemming na behoorlijke informatie, welke voor het klinische experiment op volwassenen normaal is vereist, kan niet door de ouders worden gegeven, die noch over de lichamelijke integriteit noch over het leven van het ongeboren kind kunnen beschikken. Anderzijds brengt het experimenteren met embryo's of foetussen altijd het gevaar mee, zelfs meestal de zekere verwachting, van schade voor hun lichamelijke integriteit of rechtstreeks van hun dood.
Het menselijk embryo of de menselijke foetus als voorwerp of middel van een experiment gebruiken betekent een misdrijf tegenover hun waardigheid als menselijke wezens, die recht hebben op hetzelfde respect dat verschuldigd is aan reeds geboren kinderen en aan iedere menselijke persoon. Het door de Heilige Stoel gepubliceerde Pauselijke Raad voor het Gezin
Handvest van de Rechten van het gezin
(22 oktober 1983) verklaart: 'De eerbied voor de waardigheid van het menselijk leven sluit elke experimentele manipulatie of misbruiken van het menselijk embryo uit.' Pauselijke Raad voor het Gezin, Handvest van de Rechten van het gezin (22 okt 1983), 4. b. De praktijk menselijke embryo's voor experimentele of commerciële doeleinden in vivo of in vitro in leven te houden is totaal in strijd met de menselijke waardigheid.
In geval van ondubbelzinnige therapeutische experimenten, wanneer het namelijk gaat om een toegepaste experimentele therapie tot welzijn van het embryo zelf om in een uiterste poging het leven ervan te redden, en bij gebrek aan andere geldige therapieën, kan het geoorloofd zijn zijn toevlucht te nemen tot geneesmiddelen of tot nog niet geheel en al uitgeprobeerde methoden. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de deelnemers aan de bijeenkomst van de 'Beweging voor het leven' (3 dec 1982). 'iedere vorm van experiment op de foetus is onaanvaardbaar, welke de integriteit ervan kan schaden of de situatie ervan verslechteren, behalve wanneer het gaat om een uiterste poging hem van de dood te redden'. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring over euthanasie, Iura et Bona (5 mei 1980), 4. 'Als andere middelen niet voldoende zijn, mag men met toestemming van de zieke middelen aanwenden die de jongste ontdekkingen van de medische wetenschap hebben opgeleverd, ook al zijn die nog niet voldoende experimenteel bewezen en houden ze nog een zeker risico in'.
De lijken van menselijke embryo's of foetussen, opzettelijk geaborteerd of niet, moeten worden gerespecteerd als de stoffelijke resten van andere menselijke wezens.
Zij mogen vooral niet het voorwerp worden van verminkingen of lijkschouwingen, wanneer hun dood niet is vastgesteld en zonder de toestemming van de ouders of de moeder. Bovendien moet altijd de morele eis gehandhaafd blijven, dat er geen medeplichtigheid aan opzettelijke abortus heeft plaats gehad en dat het gevaar voor ergernis wordt vermeden. Ook in geval van gestorven foetussen moet, zoals bij lijken van volwassen personen, elke commerciële praktijk voor ongeoorloofd worden gehouden en worden verboden.