“Als je de liefde ziet, zie je de allerheiligste Drie-eenheid”, schreef de heilige Augustinus.
H. Augustinus, Over de Drie-eenheid, De Trinitate. VIII, 8, 12: CCL 50, 287 In de voorgaande overwegingen hebben we onze blik kunnen richten op de geopende zijde van Jezus, op Hem “
die zij hebben doorstoken”
Vgl. Joh. 19, 37
Vgl. Zach. 12, 10
, en daarbij het plan van de Vader herkend, die uit liefde
Vgl. Joh. 3, 16
zijn eniggeboren Zoon in de wereld heeft gezonden om de mens te verlossen. Bij zijn sterven aan het kruis heeft Jezus, zoals de evangelist verhaalt, “
de geest gegeven”
Vgl. Joh. 19, 30
- een inleiding op dat doorgeven van de heilige Geest dat Hij na zijn verrijzenis zou verwerkelijken
Vgl. Joh. 20, 22
. Zo ging de belofte in vervulling van de “
stromen van levend water”, die dankzij de uitstorting van de Geest uit het binnenste van de gelovigen zouden vloeien
Vgl. Joh. 7, 38-39
. De Geest is namelijk de innerlijke kracht die hun hart met het hart van Christus in overeenstemming brengt en hen beweegt, de medemens zo lief te hebben als Hij hen liefgehad heeft, toen Hij zich neerboog om de leerlingen de voeten te wassen
Vgl. Joh. 13, 1-13
, en vooral toen Hij voor allen zijn leven gaf
Vgl. Joh. 13, 1
Vgl. Joh. 15, 13
.
De Geest is ook een kracht die het hart van de kerkelijke gemeenschap omvormt, zodat zij in de wereld een getuige is voor de liefde van de Vader, die de mensheid in zijn Zoon tot één enkel gezin wil maken. Al het handelen van de Kerk is uitdrukking van een liefde die het totale welzijn van de mens beoogt: zijn evangelisatie door het Woord en de Sacramenten - een in zijn historische verwerkelijkingen dikwijls heldhaftig ondernemen - en zijn vooruitgang en ontwikkeling op de verschillende terreinen van het menselijk leven en werken. Zo is liefde het dienstwerk dat de Kerk verricht door onvermoeid tegemoet te komen in het lijden en de ook materiële noden van de mensen. Op dit aspect, op dit dienstwerk van de liefde, wil ik in dit tweede deel van de Encycliek nader ingaan.