Aan de liefde tussen man en vrouw, die niet uit denken en willen voortkomt maar de mens als het ware overweldigt, hebben de oude Grieken de naam
eros gegeven. Laten we van te voren al meteen aangeven dat het Oude Testament het woord
eros slechts tweemaal gebruikt, terwijl het in het Nieuwe Testament helemaal niet voorkomt: van de drie Griekse woorden voor liefde -
eros,
philia (vriendschapsliefde),
agapè - geven de nieuwtestamentische geschriften de voorkeur aan het laatste, dat in het Griekse spraakgebruik slechts marginaal voorkwam. Het begrip van de vriendschap (
philia) wordt in het Johannesevangelie opgenomen en in zijn betekenis uitgediept, om de verhouding tussen Jezus en zijn leerlingen uit te drukken. Dit taalkundig terzijdeschuiven van het woord
eros, samen met het nieuwe zicht op de liefde dat zich in het woord
agapè uitdrukt, duidt ongetwijfeld op iets dat wezenlijk is voor het nieuwe van het christendom, juist waar het over de liefde gaat. In de kritiek op het christendom, die zich sinds de Verlichting steeds radicaler heeft ontwikkeld, is dit nieuwe volstrekt negatief gewaardeerd. Het christendom - zo meende Friedrich Nietzsche - heeft de
eros gif te drinken gegeven; deze is er wel niet aan gestorven, maar het werd wel de aanzet van haar ontaarding tot ondeugd.
Friedrich Nietzsche, Jenseits von Gut und Böse, IV, 168Daarmee drukte de Duitse filosoof een wijd verbreid gevoelen uit: vergalt ons de Kerk met haar geboden en verboden niet juist datgene wat het mooiste is in het leven? Stelt zij niet juist daar verbodsborden op, waar ons de door de Schepper gegunde vreugde een geluk aanbiedt, dat ons iets van de smaak van het goddelijke laat ervaren?