H. Paus Johannes Paulus II - 11 februari 1984
Het Lied van de lijdende dienaar in het boek Jesaja brengt ons met de volgende verzenen juist tot deze vraag en tot het antwoord erop:
"Waarlijk, als een zoenoffer gaf hij zijn leven.
Nakomelingen zal hij mogen zien,
en lang blijven leven;
immers, wat Jahwe behaagde heeft zijn hand volvoerd.
Omwille van het doorstane lijden
zal hij het licht mogen zien
en met kennis verzadigd worden.
Mijn rechtvaardige dienstknecht zal velen rechtvaardig maken,
doordat hun zonden draagt.
Daarom geeft ik hem zijn deel temidden van de velen,
en samen met hun machthebbers verdeelt hij de buit,
omdat hij zijn leven prijsgaf tot ter dood,
en zich bij de weerspanningen liet tellen.
Hij echter had de zonden van velen op zich genomen
en kwam zo voor de weerspanningen op" (Jes. 53, 10-12).
Men kan zeggen dat met het lijden van Christus heel het menselijk lijden in een nieuwe situatie is komen te verkeren. Hiervan heeft Job als het ware een voorgevoel gehad, toen hij zei: "Want ik weet dat mijn Verlosser leeft..." (Job. 19, 25, Vulgaatvertaling); op dit perspectief heeft hij als het ware zijn eigen lijden gericht, dat hem zonder de Verlossing niet in zijn volle dimensie duidelijk kon worden. In het kruis van Christus is niet slechts de Verlossing door het lijden tot voltooiing gekomen, maar is ook het menselijk lijden zelf verlost. Christus heeft – zonder enige eigen schuld – "het hele kwaad van de zonde" op zich genomen. Dit ervaring van dit kwaad heeft de onvergelijkelijke maat van het lijden van Christus bepaald, dat de prijs voor de verlossing is geworden. Hierover spreekt Jesaja in het Lied van de lijdende dienaar en hierover hebben de getuigen van het Nieuwe Verbond gesproken: dit verbond is door het bloed van Christus gesloten. Zo de woorden uit de eerste brief van de apostel Petrus: "Gij weet dat gij niet met veranderlijke dingen, zoals goud en zilver, zijt verlost door het kostbaar bloed van Christus, het lam zonder vlek of gebrek" (1 Pt. 1, 18-19). In de brief aan de Galaten zegt de apostel Paulus: "...die zich heeft gegeven voor onze zonden om ons te ontrukken aan de tegenwoordige slechte wereld" (Gal. 1, 4); en in de brief aan de Korintiërs: "Gij zijt gekocht en de prijs is betaald. Eert God dan met uw lichaam" (1 Kor. 6, 20).
Met deze en andere woorden van dezelfde strekking strekking spreken de getuigen van het Nieuwe Verbond over de grootte van de Verlossing, die door het lijden van Christus voltooid is. In plaats van de mens en voor de mens heeft de Verlosser geleden. Iedere mens heeft zijn aandeel in de Verlossing. Ook wordt iedere mens opgeroepen tot deelname aan dit lijden, waardoor de verlossing voltooid is; hij wordt opgeroepen tot deelname aan dit lijden waardoor ook alle menselijk lijden verlost is. Christus, die door Zijn lijden de Verlossing tot stand brengt, heeft tegelijkertijd het menselijk lijden tot het niveau van de Verlossing verheven. Daarom kan ook iedere mens die door eigen lijden getroffen wordt, deelnemen aan het verlossende lijden van Christus.