H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1987
Paulus VI heeft tijdens het Concilie plechtig verklaard dat Maria Moeder van de Kerk is, ”dat wil zeggen Moeder van hel het Christenvolk, zowel van de gelovigen als van de herders” Vgl. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Sluiting van de Derde Zittingsperiode van het Tweede Vaticaans Concilie, Post Duos Menses (21 nov 1964). Later, in 1968, bevestigde hij deze verklaring in de geloofsbelijdenis die bekend is onder naam H. Paus Paulus VI - Motu Proprio
Solemni hac liturgia - Credo van het Volk van God
Sollemnis Professio Fidei - Ter afsluiting van het jaar van het geloof
(30 juni 1968) in een nog meer bindende vorm met de woorden: ”Wij geloven dat de allerheiligste Moeder van God, de nieuwe Eva, de Moeder van de Kerk, in de hemel haar moederlijke taak ten opzichte van de ledematen van Christus voortzet, door mee te werken aan de geboorte en de ontwikkeling van het goddelijke leven in de zielen van de verlosten”. H. Paus Paulus VI, Motu Proprio, Sollemnis Professio Fidei - Ter afsluiting van het jaar van het geloof, Solemni hac liturgia - Credo van het Volk van God (30 juni 1968), 15
De leer van het Concilie heeft onderstreept dat de waarheid over de allerheiligste Maagd en Moeder van Christus een doeltreffend hulpmiddel vormt voor de verdieping van de waarheid over de Kerk. Sprekend in verband met de constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964) die juist door het Concilie goedgekeurd was, heeft Paulus VI gezegd: ”De kennis van de ware katholieke leer over de heilige Maagd Maria zal altijd een sleutel vormen voor het nauwkeurige begrip van het mysterie van Christus en van de Kerk” H. Paus Paulus VI, Toespraak, Sluiting van de Derde Zittingsperiode van het Tweede Vaticaans Concilie, Post Duos Menses (21 nov 1964) Maria is in de Kerk aanwezig als Moeder van Christus en tevens als de Moeder die Christus in het mysterie van de verlossing aan de mens gegeven heeft in de persoon van de apostel Johannes. Daarom omringt Maria met haar nieuwe moederschap in de Geest allen en ieder in de Kerk en door de Kerk. In deze zin is Maria, de Moeder van de Kerk, ook moeder van de Kerk. Want deze ”moet”, zoals Paulus VI wenst en vraagt, ”de Maagd en Moeder van God tot het meest authentieke voorbeeld van de volmaakte navolging van Christus nemen”. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Sluiting van de Derde Zittingsperiode van het Tweede Vaticaans Concilie, Post Duos Menses (21 nov 1964)
Dank zij deze speciale band die de Moeder van Christus met de Kerk verbindt, wordt het mysterie duidelijker van de “vrouw” die vanaf de eerste hoofdstukken van het boek Genesis tot aan de ”Apokalyps” de openbaring van Gods heilsplan ten opzichte van de mensheid vergezelt. Maria die als Moeder van de Verlosser aanwezig is in de Kerk, neemt inderdaad op moederlijke wijze deel aan de ”lastige worsteling tegen de machten van de duisternis” Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 37 , die zich ontwikkelt gedurende heel de geschiedenis van de mensheid. En daar de Kerk haar identificeert met de “vrouw, bekleed met de zon” (Openb. 12, 1) Vgl. H. Bernardus van Clairvaux, In Dominica infra octavam Assumptionis Sermo. Sancti Bernardi Opera, V. Roma, 1968. 262-274, kan men zeggen dat ”de Kerk in de zalige Maagd de volmaaktheid reeds bereikt heeft, waardoor zij vlek noch rimpel vertoont”. Daarom heffen de christenen op hun aardse pelgrimstocht in geloof hun ogen op naar Maria en ”spannen zij zich nog steeds in om in heiligheid te groeien” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 65 Maria, de dochter van Sion bij uitnemendheid, helpt al haar kinderen, waar en in welke situatie zij ook leven om in Christus de weg naar het huis van de Vader te vinden.
Daarom, onderhoudt de Kerk in heel haar leven met de Moeder van God een band die in het heilsmysterie het verleden, het heden en de toekomst omvat en vereert zij haar als geestelijke moeder van de mensheid en pleitbezorgster van genade.