![](skins/rkdocs1/view/images/logo.png)
H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1987
De Kerk ”wordt . . . moeder door het woord van God met getrouwheid op te nemen” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 64. Zoals Maria, die als eerste geloofd heeft oen zij het woord van God aannam dat haar geopenbaard werd bij de boodschap, en daaraan trouw bleef in al haar beproevingen tot onder het kruis, zo wordt de Kerk moeder als zij het woord van God met getrouwheid aanneemt en ”door de prediking en het doopsel zonen ter wereld brengt, van de Heilige Geest ontvangen en uit God geboren, voor een nieuw en onsterfelijk leven” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 64. Dit ”moederlijke” kenmerk van de Kerk is op bijzondere levendige wijze uitgedrukt door de apostel van de heidenen toen hij schreef: ”Ach kinderen, ik moet opnieuw weeën om u doorstaan, totdat ge de gestalte van Christus hebt aangenomen” (Gal. 4, 19). Deze woorden van sint Paulus bevatten een interessant spoor van het moederlijke bewustzijn van de oerkerk, dat verband houdt met haar apostolische dienstwerk onder de mensen. Dit bewustzijn maakte het de Kerk mogelijk en maakt het haar steeds mogelijk het mysterie van haar leven en zending te zien naar het voorbeeld van de Moeder van de Zoon die de ”eerstgeborene onder vele broeders” is (Rom. 8, 29).
Men kan zeggen dat de Kerk ook van Maria haar eigen moederschap leert. Zij herkent het moederlijke aspect van haar roeping dat wezenlijk verbonden is met haar sacramentele natuur, terwijl zij ”de verborgen heiligheid van Maria beschouwt, haar liefde navolgt en de wil van de Vader getrouw volbrengt”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 64 Als de Kerk teken en instrument van de innige vereniging met God is, dan is zij dit vanwege haar moederschap: omdat zij door de levenwekkende Geest zonen en dochters van de mensenfamilie ”voortbrengt” voor een nieuw leven in Christus; omdat de Kerk zo ten dienste blijft staan van het mysterie van de aanneming tot de kinderen door de genade, zoals Maria ten dienste staat van het mysterie van de menswording.
Naar het voorbeeld van Maria blijft de Kerk tevens de maagd die trouw is aan haar bruidegom: ”Ook zij is maagd: zij behoudt haar trouw aan de bruidegom gaaf en zuiver” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 64. De Kerk is inderdaad de bruid van Christus, zoals blijkt uit de Paulijnse brieven Vgl. Lc. 5, 21-33 Vgl. 2 Kor. 11, 2 en uit de naam die Johannes haar geeft: ”de bruid van het Lam” (Openb. 21, 9). Wanneer de Kerk als bruid ”de aan Christus gegeven trouw behoudt”, dan heeft deze trouw die in de leer van de apostel beeld van het huwelijk is geworden Vgl. Lc. 5, 23-33 , tegelijk de waarde van beeld van de volledige overgave aan God in het celibaat ”omwille van het Rijk der hemelen” ofwel van de aan God gewijde maagdelijkheid. Vgl. Mt. 19, 11-12 Vgl. 2 Kor. 11, 2 Juist deze maagdelijkheid naar het voorbeeld van de Maagd van Nazareth is bron van een bijzonder geestelijke vruchtbaarheid: zij is bron van het moederschap in de Heilige Geest.
De Kerk behoudt ook het geloof dat zij van Christus ontvangen heeft: naar het voorbeeld van Maria die alles wat haar goddelijke Zoon betrof in haar hart bewaarde en bij zichzelf overwoog Vgl. Lc. 2, 19.51 , legt zij zich erop toe het Woord van God te bewaren en de rijkdommen ervan oordeelkundig en omzichtig na te vorsen, om er in ieder tijdvak voor alle mensen trouw van te getuigen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 8 Vgl. H. Bonaventura, Commentarium in Evangelium Lucae. Ad Claras Aquas, VII, 53, n. 40; 68, n. 109