H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1987
Door haar middelaarschap, dat ondergeschikt is aan het middelaarschap van de Verlosser, draagt Maria op speciale wijze bij tot de vereniging van de op aarde pelgrimerende Kerk met de eschatologische en hemelse realiteit van de gemeenschap van de heiligen, omdat zij reeds ”ten hemel opgenomen” is 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 62 Vgl. H. Johannes Damascenus, Homilia in Dormitionem. I, 11; II, 2, 14; III, 2: SC 80, 111v.; 127-131; 157-161; 181-185 Vgl. H. Bernardus van Clairvaux, In Dominica infra octavam Assumptionis Sermo. 1-2: Sancti Bernardi Opera, V. Roma, 1968, 228-238 De waarheid van de tenhemelopneming die door Pius XII is gedefinieerd, is opnieuw bevestigd door het Tweede Vaticaans Concilie dat het geloof van de Kerk als volgt uitdrukt: ”Tenslotte werd de onbevlekte Maagd, die voor elke smet van de erfzonde behoed was gebleven, bij het einde van haar aardse loopbaan met lichaam en ziel in de hemelse glorie opgenomen en tot koningin van allen door de Heer verheven, om aldus vollediger gelijkvormig te worden aan haar Zoon, de Heer der heren Vgl. Openb. 19, 16 en de Overwinnaar van zonde en dood” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 59 Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Constitutie, Dogma verklaring Maria Tenhemelopneming, Munificentissimus Deus (1 nov 1950) Vgl. H. Bernardus van Clairvaux, In Dominica infra octavam Assumptionis Sermo. Sermo, 3: Sancti Bernardi Opera, V. Roma, 1968, 263v.; de H. BERNARDUS stelt Maria voor als gedompeld in de luister van de heerlijkheid van de Zoon Met deze leer sloot Pius XII zich aan bij de Traditie die op vele wijzen uitdrukking gevonden heeft in de geschiedenis van de Kerk, zowel in het oosten als in het westen.
Met het mysterie van de tenhemelopneming is in Maria heel de uitwerking van het enige Middelaarschap van Christus, de Verlosser van de wereld en de verrezen Heer, werkelijkheid geworden: ”Allen zullen in Christus herleven. Maar ieder in zijn eigen rangorde: als eerste en voornaamste Christus, vervolgens, bij zijn komst, zij die Christus toebehoren” (1 Kor. 15, 22-23). In het mysterie van de tenhemelopneming drukt zich het geloof van de Kerk uit volgens hetwelk Maria ”door een innige en onverbreekbare band verenigd” is met Christus, omdat zij die als Moedermaagd op speciale wijze met Hem verenigd was bij zijn eerste komst, dit door haar voortdurende samenwerking met Hem ook zal zijn in afwachting van zijn tweede komst; ”op een meer verheven wijze verlost met het oog op de verdiensten van haar Zoon” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 53 heeft zij ook de taak van middelares van goedertierenheid die eigen is aan de Moeder, bij de definitieve komst, als allen die Christus toebehoren zullen herleven en ”de laatste vijand, de dood, vernietigd zal worden” (1 Kor. 15, 26)Vgl. H. Bernardus van Clairvaux, In Dominica infra octavam Assumptionis Sermo. 1-2: Sancti Bernardi Opera, V. Roma, 1968, 262v.; voor dit bijzonder aspect van het middelaarschap van Maria als degene die van de Zoon als rechter clementie afsmeekt Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de viering van de oktobermaand (Rozenkransgebed), Octobre Mense (22 sept 1891)
Met deze verheffing van de “dochter van Sion bij uitnemendheid” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 55 door de tenhemelopneming is het mysterie van haar eeuwige heerlijkheid verbonden. Want de Moeder van Christus is verheerlijkt als ”koningin van allen” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 59. Zij die bij de boodschap zichzelf ”dienstmaagd des Heren” heeft genoemd, is heel haar aardse leven trouw gebleven aan wat deze naam uitdrukt en daarmee heeft zij bevestigd een echte ”leerlinge” van Christus te zijn die sterk benadrukt heeft dat zijn eigen zending dienst is: ”de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen” (Mt. 20,28). Zo is Maria de eerste geworden onder hen die ”Christus ook in de anderen dienen en aldus, door nederigheid en geduld, hun broeders terugbrengen naar de koning: Hem dienen is pas waarlijk heersen” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 36; zij heeft ten volle de ”staat van koninklijke vrijheid” verworven die eigen is aan de leerlingen van Christus: dienen betekent heersen!
”Christus, gehoorzaam geworden tot de dood toe en daarom door de Vader verhoogd Vgl. Fil. 2, 8-9 , is in de glorie van zijn rijk binnengegaan. Alles is Hem onderwerpen, totdat Hij zichzelf en heel de schepping aan de Vader onderwerpt, opdat God alles in allen zou zijn Vgl. 1 Kor. 15, 27-28 ” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 36. Maria, de dienstmaagd des Heren, heeft deel aan dit Rijk van de Zoon Vgl. H. Bernardus van Clairvaux, In Nativitatem Beatae Mariae. 6, 12; met betrekking tot Maria Koningin Vgl. H. Bernardus van Clairvaux, In Dominica infra octavam Assumptionis Sermo. I, 2, 12, 14; II, 11; III, 4: SC 80, 59v,; 77v; 83v.; 113v.; 117; 151v.; 189-193. De glorie van het dienen houdt niet op haar koninklijke verheffing te zijn: ten hemel opgenomen staakt zij haar heilbrengende dienst niet, waarin het moederlijke middelaarschap zich uitdrukt ”tot aan de eeuwige voleinding van alle uitverkorenen” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 62 . Zo blijft zij die hier op aarde ”de vereniging met haar Zoon standvastig heeft volgehouden tot onder het kruis”, steeds met Hem verenigd, nu ”alles Hem onderwerpen is, totdat Hij zichzelf en heel de schepping aan de Vader onderwerpt”. Zo is Maria door haar tenhemelopneming als het ware omgeven door heel de werkelijkheid van de gemeenschap der heiligen en haar vereniging met de Zoon in de heerlijkheid staat geheel gericht op de definitieve volheid van het Rijk, als ”God alles in allen zal zijn”. Ook in deze fase blijft het moederlijke middelaarschap van Maria ondergeschikt aan Hem die de enige Middelaar is, tot aan de definitieve verwezenlijking “van de volheid der tijden”, totdat het heelal in Christus onder één hoofd wordt gebracht Vgl. Lc. 1, 10 .