• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

Na de gebeurtenissen van de verrijzenis en de hemelvaart ging Maria samen met de apostelen in afwachting van Pinksteren het cenakel binnen, waar zij aanwezig was als Moeder van de verheerlijkte Heer. Zij was niet alleen degene die voortging op de pelgrimstocht van het geloof” en de vereniging met haar Zoon standvastig volhield tot onder het kruis, maar ook de “dienstmaagd des Heren” die door haar Zoon achtergelaten was als moeder midden in de beginnende Kerk: “Zie daar uw moeder”. Zo begon zich een speciale band te vormen tussen deze Moeder en de Kerk. De beginnende Kerk was immers een vrucht van het kruis en de verrijzenis van haar Zoon. Het was niet mogelijk dat Maria, die zich van het begin af zonder voorbehoud aan de persoon en het werk van de Zoon had gegeven, niet van het begin af haar moederlijke gaven over de Kerk zou uitstorten. Haar moederschap is na het heengaan van de Zoon in de Kerk blijven voortbestaan als moederlijk middelaarschap: door ten beste te spreken voor al haar kinderen werkt de Moeder mee aan het heilswerk van de Zoon, de Verlosser van de wereld. Het Concilie leert inderdaad: het “moederschap van Maria in het genadebestel gaat zonder ophouden voort ... tot aan de eeuwige voleinding van alle uitverkorenen” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 62. Bij de verlossingsdood van haar Zoon heeft het moederlijke middelaarschap van de dienstmaagd des Heren een universele omvang gekregen omdat het verlossingswerk alle mensen omvat. Zo openbaart zich op bijzondere wijze de doeltreffendheid van het enige en universele middelaarschap van Christus ”tussen God en de mensen”. De medewerking van Maria is in haar ondergeschikt karakter deelname aan de universaliteit van het middelaarschap van de Verlosser, de enige Middelaar. Het Concilie geeft dit duidelijk aan met de bovengeciteerde woorden.

Wij lezen verder: ”Want, ten hemel opgenomen, heeft zij deze heilbrengende taak niet neergelegd, maar door haar menigvuldige voorspraak gaat zij voort ons de gaven van het eeuwige heil te bezorgen” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 62. Het middelaarschap van Maria zet zich voort in de geschiedenis van de Kerk en de wereld met dit karakter van ”voorspraak” dat zich voor het eerst gemanifesteerd heeft te Kana in Galilea. Wij lezen dat Maria ”met moederlijke liefde zorg draagt voor de broeders van haar Zoon die nog op pelgrimstocht zijn en in gevaren en angsten verkeren, totdat zij het gezegende vaderland bereiken” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 62. ook in haar gebed erkent en prijst de Kerk de “moederlijke taak” van Maria: prefatie van de mis van de heilige Maagd Maria, Moeder en Middelares van genade in Collectio Missarum de Beata Maria Virgine, ed typ 1987, I, 120. Op deze wijze gaat het moederschap van Maria steeds voort in de Kerk als middelaarschap dat voorspraak is, en de Kerk drukt haar geloof in deze waarheid uit door Maria aan te roepen ”onder de titels van voorspreekster, helpster, bijstand, middelares” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 62

Door haar middelaarschap, dat ondergeschikt is aan het middelaarschap van de Verlosser, draagt Maria op speciale wijze bij tot de vereniging van de op aarde pelgrimerende Kerk met de eschatologische en hemelse realiteit van de gemeenschap van de heiligen, omdat zij reeds ”ten hemel opgenomen” is 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 62 Vgl. H. Johannes Damascenus, Homilia in Dormitionem. I, 11; II, 2, 14; III, 2: SC 80, 111v.; 127-131; 157-161; 181-185 Vgl. H. Bernardus van Clairvaux, In Dominica infra octavam Assumptionis Sermo. 1-2: Sancti Bernardi Opera, V. Roma, 1968, 228-238 De waarheid van de tenhemelopneming die door Pius XII is gedefinieerd, is opnieuw bevestigd door het Tweede Vaticaans Concilie dat het geloof van de Kerk als volgt uitdrukt: ”Tenslotte werd de onbevlekte Maagd, die voor elke smet van de erfzonde behoed was gebleven, bij het einde van haar aardse loopbaan met lichaam en ziel in de hemelse glorie opgenomen en tot koningin van allen door de Heer verheven, om aldus vollediger gelijkvormig te worden aan haar Zoon, de Heer der heren Vgl. Openb. 19, 16 en de Overwinnaar van zonde en dood” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 59 Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Constitutie, Dogma verklaring Maria Tenhemelopneming, Munificentissimus Deus (1 nov 1950) Vgl. H. Bernardus van Clairvaux, In Dominica infra octavam Assumptionis Sermo. Sermo, 3: Sancti Bernardi Opera, V. Roma, 1968, 263v.; de H. BERNARDUS stelt Maria voor als gedompeld in de luister van de heerlijkheid van de Zoon Met deze leer sloot Pius XII zich aan bij de Traditie die op vele wijzen uitdrukking gevonden heeft in de geschiedenis van de Kerk, zowel in het oosten als in het westen.

Met het mysterie van de tenhemelopneming is in Maria heel de uitwerking van het enige Middelaarschap van Christus, de Verlosser van de wereld en de verrezen Heer, werkelijkheid geworden: ”Allen zullen in Christus herleven. Maar ieder in zijn eigen rangorde: als eerste en voornaamste Christus, vervolgens, bij zijn komst, zij die Christus toebehoren” (1 Kor. 15, 22-23). In het mysterie van de tenhemelopneming drukt zich het geloof van de Kerk uit volgens hetwelk Maria ”door een innige en onverbreekbare band verenigd” is met Christus, omdat zij die als Moedermaagd op speciale wijze met Hem verenigd was bij zijn eerste komst, dit door haar voortdurende samenwerking met Hem ook zal zijn in afwachting van zijn tweede komst; ”op een meer verheven wijze verlost met het oog op de verdiensten van haar Zoon” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 53 heeft zij ook de taak van middelares van goedertierenheid die eigen is aan de Moeder, bij de definitieve komst, als allen die Christus toebehoren zullen herleven en ”de laatste vijand, de dood, vernietigd zal worden” (1 Kor. 15, 26)Vgl. H. Bernardus van Clairvaux, In Dominica infra octavam Assumptionis Sermo. 1-2: Sancti Bernardi Opera, V. Roma, 1968, 262v.; voor dit bijzonder aspect van het middelaarschap van Maria als degene die van de Zoon als rechter clementie afsmeekt Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de viering van de oktobermaand (Rozenkransgebed), Octobre Mense (22 sept 1891)

Met deze verheffing van de “dochter van Sion bij uitnemendheid” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 55 door de tenhemelopneming is het mysterie van haar eeuwige heerlijkheid verbonden. Want de Moeder van Christus is verheerlijkt als ”koningin van allen2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 59. Zij die bij de boodschap zichzelf ”dienstmaagd des Heren” heeft genoemd, is heel haar aardse leven trouw gebleven aan wat deze naam uitdrukt en daarmee heeft zij bevestigd een echte ”leerlinge” van Christus te zijn die sterk benadrukt heeft dat zijn eigen zending dienst is: ”de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen” (Mt. 20,28). Zo is Maria de eerste geworden onder hen die ”Christus ook in de anderen dienen en aldus, door nederigheid en geduld, hun broeders terugbrengen naar de koning: Hem dienen is pas waarlijk heersen” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 36; zij heeft ten volle de ”staat van koninklijke vrijheid” verworven die eigen is aan de leerlingen van Christus: dienen betekent heersen!

”Christus, gehoorzaam geworden tot de dood toe en daarom door de Vader verhoogd Vgl. Fil. 2, 8-9 , is in de glorie van zijn rijk binnengegaan. Alles is Hem onderwerpen, totdat Hij zichzelf en heel de schepping aan de Vader onderwerpt, opdat God alles in allen zou zijn Vgl. 1 Kor. 15, 27-28 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 36. Maria, de dienstmaagd des Heren, heeft deel aan dit Rijk van de Zoon Vgl. H. Bernardus van Clairvaux, In Nativitatem Beatae Mariae. 6, 12; met betrekking tot Maria Koningin Vgl. H. Bernardus van Clairvaux, In Dominica infra octavam Assumptionis Sermo. I, 2, 12, 14; II, 11; III, 4: SC 80, 59v,; 77v; 83v.; 113v.; 117; 151v.; 189-193. De glorie van het dienen houdt niet op haar koninklijke verheffing te zijn: ten hemel opgenomen staakt zij haar heilbrengende dienst niet, waarin het moederlijke middelaarschap zich uitdrukt ”tot aan de eeuwige voleinding van alle uitverkorenen” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 62 . Zo blijft zij die hier op aarde ”de vereniging met haar Zoon standvastig heeft volgehouden tot onder het kruis”, steeds met Hem verenigd, nu ”alles Hem onderwerpen is, totdat Hij zichzelf en heel de schepping aan de Vader onderwerpt”. Zo is Maria door haar tenhemelopneming als het ware omgeven door heel de werkelijkheid van de gemeenschap der heiligen en haar vereniging met de Zoon in de heerlijkheid staat geheel gericht op de definitieve volheid van het Rijk, als ”God alles in allen zal zijn”. Ook in deze fase blijft het moederlijke middelaarschap van Maria ondergeschikt aan Hem die de enige Middelaar is, tot aan de definitieve verwezenlijking “van de volheid der tijden”, totdat het heelal in Christus onder één hoofd wordt gebracht Vgl. Lc. 1, 10 .

Het Tweede Vaticaans Concilie heeft in aansluiting op de Traditie nieuw licht geworpen op de taak van de Moeder van Christus in het leven van de Kerk. ”Door de gave ... van het goddelijk moederschap dat haar met haar Zoon, de Verlosser, verenigt, en door haar heel bijzondere genaden en opdrachten is de heilige Maagd ook met de Kerk innig verbonden: de Moeder van God is het model van de Kerk, ... namelijk in de orde van het geloof, de liefde en de volmaakte eenheid met Christus” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 63. Wij hebben reeds eerder gezien hoe Maria vanaf het begin bij de apostelen bleef in afwachting van Pinksteren en hoe zij, ”de zalige die geloofd heeft”, van geslacht tot geslacht aanwezig is midden in de Kerk die in geloof onderweg is, ook als model van de hoop die niet teleurgesteld wordt Vgl. Rom. 5, 5 .

Maria heeft geloofd dat tot vervulling zou komen wat haar vanwege de Heer gezegd is. Als maagd heeft zij geloofd dat zij zwanger zou worden en een zoon ter wereld zou brengen: “de Heilige”, aan wie de naam toekomt van ”Zoon van God”, de naam van ”Jezus” (=God redt). Als dienstmaagd des Heren bleef zij volmaakt trouw aan de persoon en de zending van deze Zoon. Als bleef zij volmaakt trouw aan de persoon en de zending van deze Zoon. Als moeder heeft zij ”in geloof en gehoorzaamheid . . . de eigen Zoon van de Vader hier op aarde gebaard, en wel zonder een man te bekennen, overschaduwd door de Heilige Geest” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 63.

Om deze redenen wordt Maria ”terecht door de Kerk met een bijzonder verering omringd. Inderdaad, vanaf de oudste tijden wordt (zij) met de titel van ‘Godsmoeder’ vereerd en tot haar bescherming nemen de gelovigen in al hun gevaren en noden hun toevlucht” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 66. Deze eredienst is van heel bijzonder aard: hij houdt de diepe band in die bestaat tussen de Moeder van Christus en de Kerk en drukt deze uit Vgl. H. Ambrosius van Milaan, De Institutione Virginis. XIV, 88-89: PL 16, 341 Vgl. H. Augustinus, Preken, Sermones. 215, 4: PL 38, 1074 Vgl. H. Augustinus, Over de heilige maagdelijkheid, De sancta Virginitate. II, 2; V, 5; VI, 6: PL 40, 397; 398v.; 399 Vgl. H. Augustinus, Preken, Sermones. 191, II, 3: PL 38, 1010v.. Maria blijft als maagd en moeder voor de Kerk het model. Men kan dus zeggen dat Maria die aanwezig is in het mysterie van Christus vooral volgens dit aspect, dus als model of beter als ”beeld” ook steeds aanwezig blijft in het mysterie van de Kerk. Inderdaad wordt ook de Kerk ”Moeder en maagd” genoemd en deze namen zijn bijbels en theologisch zeer verantwoord Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 63.

De Kerk ”wordt . . . moeder door het woord van God met getrouwheid op te nemen” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 64. Zoals Maria, die als eerste geloofd heeft oen zij het woord van God aannam dat haar geopenbaard werd bij de boodschap, en daaraan trouw bleef in al haar beproevingen tot onder het kruis, zo wordt de Kerk moeder als zij het woord van God met getrouwheid aanneemt en ”door de prediking en het doopsel zonen ter wereld brengt, van de Heilige Geest ontvangen en uit God geboren, voor een nieuw en onsterfelijk leven” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 64. Dit ”moederlijke” kenmerk van de Kerk is op bijzondere levendige wijze uitgedrukt door de apostel van de heidenen toen hij schreef: ”Ach kinderen, ik moet opnieuw weeën om u doorstaan, totdat ge de gestalte van Christus hebt aangenomen” (Gal. 4, 19). Deze woorden van sint Paulus bevatten een interessant spoor van het moederlijke bewustzijn van de oerkerk, dat verband houdt met haar apostolische dienstwerk onder de mensen. Dit bewustzijn maakte het de Kerk mogelijk en maakt het haar steeds mogelijk het mysterie van haar leven en zending te zien naar het voorbeeld van de Moeder van de Zoon die de ”eerstgeborene onder vele broeders” is (Rom. 8, 29).

Men kan zeggen dat de Kerk ook van Maria haar eigen moederschap leert. Zij herkent het moederlijke aspect van haar roeping dat wezenlijk verbonden is met haar sacramentele natuur, terwijl zij ”de verborgen heiligheid van Maria beschouwt, haar liefde navolgt en de wil van de Vader getrouw volbrengt”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 64 Als de Kerk teken en instrument van de innige vereniging met God is, dan is zij dit vanwege haar moederschap: omdat zij door de levenwekkende Geest zonen en dochters van de mensenfamilie ”voortbrengt” voor een nieuw leven in Christus; omdat de Kerk zo ten dienste blijft staan van het mysterie van de aanneming tot de kinderen door de genade, zoals Maria ten dienste staat van het mysterie van de menswording.

Naar het voorbeeld van Maria blijft de Kerk tevens de maagd die trouw is aan haar bruidegom: ”Ook zij is maagd: zij behoudt haar trouw aan de bruidegom gaaf en zuiver” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 64. De Kerk is inderdaad de bruid van Christus, zoals blijkt uit de Paulijnse brieven Vgl. Lc. 5, 21-33 Vgl. 2 Kor. 11, 2 en uit de naam die Johannes haar geeft: ”de bruid van het Lam” (Openb. 21, 9). Wanneer de Kerk als bruid ”de aan Christus gegeven trouw behoudt”, dan heeft deze trouw die in de leer van de apostel beeld van het huwelijk is geworden Vgl. Lc. 5, 23-33 , tegelijk de waarde van beeld van de volledige overgave aan God in het celibaat ”omwille van het Rijk der hemelen” ofwel van de aan God gewijde maagdelijkheid. Vgl. Mt. 19, 11-12 Vgl. 2 Kor. 11, 2 Juist deze maagdelijkheid naar het voorbeeld van de Maagd van Nazareth is bron van een bijzonder geestelijke vruchtbaarheid: zij is bron van het moederschap in de Heilige Geest.

De Kerk behoudt ook het geloof dat zij van Christus ontvangen heeft: naar het voorbeeld van Maria die alles wat haar goddelijke Zoon betrof in haar hart bewaarde en bij zichzelf overwoog Vgl. Lc. 2, 19.51 , legt zij zich erop toe het Woord van God te bewaren en de rijkdommen ervan oordeelkundig en omzichtig na te vorsen, om er in ieder tijdvak voor alle mensen trouw van te getuigen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 8 Vgl. H. Bonaventura, Commentarium in Evangelium Lucae. Ad Claras Aquas, VII, 53, n. 40; 68, n. 109

Aangezien Maria haar voorbeeld is gaat de Kerk naar Maria toe en tracht zij aan haar gelijk te worden: ”in navolging van de Moeder van haar Heer bewaart zij op maagdelijke wijze, door de kracht van de Heilige Geest, het ongerept geloof, de standvastige hoop en de oprechte liefde” Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 64. Maria is dus aanwezig in het mysterie van de Kerk als model. Maar het mysterie van de Kerk bestaat er ook in de mensen voort te brengen voor een nieuw en onsterfelijk leven: dit is haar moederschap in de Heilige Geest. En hier is Maria niet alleen model en beeld van de Kerk maar veel meer. Want ”met moederlijke liefde draagt zij bij tot de geboorte en de opvoeding” van de zonen en de dochters van de moeder-kerk. Het moederschap van de Kerk verwerkelijkt zich niet alleen volgens het model en het beeld van de Moeder Gods maar ook met haar ”medewerking”. De Kerk put overvloedig uit deze medewerking, uit het moederlijke middelaarschap dus, dat karakteristiek is voor Maria, omdat zij reeds op aarde bijdroeg tot de geboorte en de opvoeding van zonen en dochters van de Kerk, als Moeder van de Zoon ”die God gesteld heeft tot Eerstgeborene onder vele broeders” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 63.

Zij droeg ertoe bij – zoals het Tweede Vaticaans Concilie leert – met moederlijke liefde Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 63. Hier ziet men de werkelijke waarde van de woorden die Jezus op het uur van het kruis tot zijn moeder gesproken heeft: ”Vrouw, zie daar uw zoon”, en tot de leerling: ”Zie daar uw moeder” (Joh. 19, 26-27). Het zijn woorden die de plaats van Maria in het leven van de leerlingen van Christus bepalen en, zoals reeds gezegd, het nieuwe moederschap van de Moeder van de Verlosser uitdrukken: het geestelijke moederschap dat voortgekomen is uit het diepst van het Paasmysterie van de Verlosser der wereld. Het is een moederschap in de orde van de genade, want het smeekt de gave af van de Heilige Geest die de nieuwe kinderen van God verwekt die verlost zijn door het offer van Christus: de Geest die ook Maria, samen met de Kerk, ontvangen heeft op de dag van Pinksteren.

Het christenvolk ervaart en beleeft dit moederschap speciaal in het heilig Gastmaal, de liturgische viering van het mysterie van de verlossing waarin Christus tegenwoordig komt zijn waarachtige lichaam geboren uit de Maagd Maria.

Terecht heeft de vroomheid van het christenvolk steeds een nauw verband gezien tussen de verering van de heilige Maagd en de eucharistische eredienst: dit is een feit dat men kan opmerken zowel in de westerse als in de oosterse liturgie, in de tradities van de kloosterfamilies, in de spiritualiteit van de hedendaagse bewegingen, ook in die van de jongeren, in de pastoraal van de Mariaheiligdommen. Maria voert de gelovigen tot de Eucharistie.

Document

Naam: REDEMPTORIS MATER
Moeder van de Verlosser
Soort: H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Auteur: H. Paus Johannes Paulus II
Datum: 25 maart 1987
Copyrights: © 1987, Stichting Verkondiging, Roermond
Bewerkt: 4 december 2020

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test