
H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1987
De Kerk die van het begin af haar aardse tocht gelijkvormig maakt aan die van de Moeder Gods, zegt haar voortdurend de woorden van het Magnificat na. Zij put uit het diepst van het geloof van de Maagd bij de boodschap en het bezoek de waarheid over de God van het Verbond, over God die almachtig is en ”wonderwerken” doet aan de mens: ”heilig is zijn Naam”. In het Magnificat ziet zij de zonde die aan het begin staat van de aardse geschiedenis van de man en de vrouw, tot in de wortel overwonnen, de zonde van het ongeloof en van de ”kleingelovigheid” jegens God. Tegen de ”verdenking” in die de ”vader van de leugen” heeft opgewekt in het hart van Eva, de eerste vrouw, verkondigt Maria die de traditie de traditie de nieuwe Eva” pleegt te noemen Vgl. H. Justinus, Dialoog met de Jood Tryphon, Dialogus cum Tryphone Judaeo. 100: Otto II. 358 Vgl. H. IreneĆ¼s van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. II, 22, 4: SC 211, 439-445 Vgl. Tertullianus, De Carne Christi. 17-4-6: CCL 2, 904v. en de ware ”moeder van de levenden” Vgl. H. Epiphanius van Salamis, Panarion haereticorum. 78, 18: PG 42, 727-730, met kracht de onverminderde waarheid over God: de heilige en almachtige God die vanaf het begin de bron van iedere schenking is, die ”wonderwerken heeft gedaan”. Scheppend schenkt God het bestaan aan heel de werkelijkheid. De mens scheppend geeft hij in vergelijking met alle andere aardse schepselen op speciale wijze de waardigheid van zijn beeld en gelijkenis. En ondanks de zonde van de mens laat Hij zich niet weerhouden in zijn wil om te schenken en geeft Hij zich in zijn Zoon: ”Zozeer heeft Hij de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven” (Joh. 3, 16). Maria is de eerste getuige van deze bewonderenswaardige waarheid die zich ten volle zal verwerkelijken door wat haar Zoon doet en leert Vgl. Hand. 1, 1 en definitief door middel van zijn kruis en verrijzenis.
De Kerk die ook ”dwars door de beproevingen en wederwaardigheden heen” niet ophoudt Maria de woorden van het Magnificat na te zeggen, ”vat moed” ui de kracht van de waarheid over God die toen met zulke buitengewone eenvoud is verkondigd. Tegelijk wil zij met deze waarheid over God de moeilijke en soms onontwarbare wegen van het aardse bestaan van de mensen verlichten. De tocht van de Kerk die nu aan het einde van het tweede christelijke millennium is gekomen, houdt een nieuwe inzet in haar zending in De Kerk die Hem volgt die van zichzelf zei: ”(God) heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen” Vgl. Lc. 4, 18 , heeft er van geslacht tot geslacht naar gestreefd en streeft er nog naar die zending te vervullen.
Haar voorliefde voor de armen staat op wonderbare wijze in het Magnificat van Maria geschreven. De God van het Verbond die de Maagd van Nazareth bezongen heeft in de verrukking van haar geest, is tevens degene die ”de heersers hun troon ontneemt en de geringen verheft ..., de hongerigen overlaadt met gaven en de rijken met lege handen heenzendt ..., de trotsen van hart uiteenslaat ... en barmhartig is voor hen die Hen vrezen”. Maria is diep doordrongen van de geest van de ”armen van Jahwe” die in het psalmgebed hun verwachten en al hun vertrouwen op Hem stelden. Vgl. Ps. 25 Zij verkondigt waarlijk de komst van het mysterie van het heil, de komst van de ”Messias van de armen”. Vgl. Jes. 11, 4 Vgl. Jes. 61, 1 De Kerk die put uit het hart van Maria, uit het diepst van haar geloof dat uitgedrukt is in de woorden van het Magnificat, wordt zich steeds beter bewust dat de waarheid over God die redt, over God die de bron van iedere schenking is, niet gescheiden kan worden van het betonen van zijn voorliefde voor de armen en geringen, welke bezongen is in het Magnificat en vervolgens uitdrukking gevonden heeft in de woorden en daden van Jezus.
De Kerk is zich daarom bewust – en in onze tijd wordt dit bewustzijn op geheel bijzondere wijze sterker -, niet alleen dat deze twee elementen van de boodschap welke vervat is in het Magnificat, niet gescheiden kunnen worden, maar ook dat zij de betekenis die ”de armen” en ”de voorkeur voor de armen” hebben in het woord van de levende God, zorgvuldig moet beschermen. Het gaat om thema’s en problemen die organiek samenhangen met de christelijke zin voor vrijheid en bevrijding. ”Totaal afhankelijk van God en geheel op Hem gericht door de geestdrift van haar geloof is Maria naast haar Zoon het meest volmaakte beeld van de vrijheid en bevrijding van de mensheid en van de kosmos. Naar haar moet de Kerk waarvan zij de moeder en het voorbeeld is, opzien om de betekenis van haar zending in haar volheid te begrijpen.” Congregatie voor de Geloofsleer, Over de christelijke vrijheid en bevrijding, Libertatis conscientia (22 mrt 1986), 97