H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1987
In de huidige fase van haar tocht zoekt de Kerk dus de eenheid terug te vinden van hen die hun geloof in Christus belijden, om de gehoorzaamheid aan haar Heer te tonen die vóór zijn lijden gebeden heeft voor deze eenheid. Zij ”zet haar pelgrimstocht voort ... en verkondigt het kruis en de dood van de Heer, totdat Hij komt. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 8 ”Dwars door de beproevingen en de wederwaardigheden heen schrijdt de Kerk voort, gesterkt door de kracht van Gods genade, die haar door de Heer werd beloofd. Zo is zij bij machte om in de zwakheid van het vlees van de oprechte trouw niet af te wijken, maar de waardige bruid van haar Heer te blijven. Dank zij de werking van de heilige Geest houdt zij niet op zichzelf te vernieuwen, tot zij door het kruis het licht bereikt dat geen ondergang meer kent” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 9.
De moedermaagd is steeds aanwezig op deze geloofstocht van het volk Gods naar het licht. Dit toont op speciale wijze de lofzang van het ”Magnificat”, dat opgeweld is uit de diepte van het geloof van Maria bij het bezoek en niet ophoudt te weerklinken in het hart van de Kerk door de eeuwen heen. Dit wordt bewezen doordat het dagelijks gebeden wordt in de liturgie van de vespers en op zovele andere ogenblikken van persoonlijke en gemeenschappelijke vroomheid.
”Mijn hart prijst hoog de Heer,
van vreugde juicht mijn geest om God mijn redder:
daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid zijner dienstmaagd.
En zie, van heden af prijst elk geslacht mij zalig
omdat aan mij zijn wonderwerken deed die machtig is,
en heilig is zijn Naam.
Barmhartig is Hij van geslacht tot geslacht
voor hen die Hem vrezen.
Hij toont de kracht van zijn arm;
slaat trotsen van hart uiteen.
Heersers ontneemt Hij hun troon,
maar verheft de geringen.
Die hongeren overlaadt Hij met gaven,
en rijken zendt Hij heen met lege handen.
Zijn dienaar Israël heeft Hij zich aangetrokken, gedachtig zijn barmhartigheid voor eeuwig
jegens Abraham en zijn geslacht,
gelijk Hij had gezegd tot onze vaderen” (Lc. 1, 46-55)