H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1987
Gesterkt door de aanwezigheid van Christus Vgl. Mt. 28, 20 is de Kerk in de tijd onderweg naar de voleinding der tijden en gaat zij haar Heer die komt tegemoet. Maar op deze weeg – ik wil dit onmiddellijk duidelijk maken – gaat zij voort in de voetsporen van de Maagd Maria die ”is voortgegaan op de pelgrimstocht van het geloof en de vereniging met haar Zoon standvastig heeft volgehouden tot onder het kruis” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 58.
Ik herhaal deze veelbetekenende en veelzeggende woorden uit de constitutionele 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964), die in haar laatste hoofdstuk een doeltreffende samenvatting biedt van de leer van de Kerk over de Moeder van Christus, die zij vereert als haar allerliefste moeder en als haar beeld in het geloof, de hoop en de liefde.
Mijn grote voorganger Paulus VI heeft kort na het concilie opnieuw over de allerheiligste Maagd willen spreken; in het encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Christi Matri Rosarii
Over speciale gebeden ter ere van de Moeder Gods tijdens de maand oktober
(15 september 1966) en vervolgens in de apostolische exhortaties H. Paus Paulus VI - Apostolische Exhortatie
Signum Magnum
Over de verering en navolging van de heilige maagd Maria, moeder van de Kerk en toonbeeld van alle deugden
(13 mei 1967) en H. Paus Paulus VI - Apostolische Exhortatie
Marialis Cultus
Over de vernieuwing van de Maria-verering in liturgie en persoonlijke beleving
(2 februari 1974) heeft hij de fundamenten en criteria uiteengezet van die speciale verering die de Moeder van Christus in de Kerk ontvangt, alsmede de verschillende vormen van mariale devotie – liturgische, privé en volksdevoties – die beantwoorden aan de geest van het geloof.