H. Paus Johannes Paulus II - 14 september 1981
Verder kan het begrip indirecte werkgever op iedere maatschappij en vooral op de staat toegepast worden. Want deze moet rechtvaardige arbeidswetten uitvaardigen. Het is echter een feit dat in het moderne systeem van economische wereldbetrekkingen tussen de afzonderlijke staten zeer veel banden bestaan, die bijvoorbeeld hun verklaring vinden in de import en export van koopwaar, d.w.z. in onderlinge ruilhandel van economische goederen, of deze nu grondstoffen of gedeeltelijk afgewerkte goederen of tenslotte volledige afgewerkte industriële producten zijn. Deze relaties veroorzaken onderlinge afhankelijkheid; daarom kan men moeilijk van welke staat ook zeggen, zelfs al heeft hij de sterkste economie, dat hij zichzelf volledig kan bedruipen of zogenaamde autarkie bezit.
Zo’n systeem van onderlinge afhankelijkheid is op zich gebruikelijk en gewoon; maar het kan gemakkelijk aanleiding geven tot allerlei vormen van onjuiste winstbejag of onrechtvaardigheid en tengevolge daarvan op de arbeidspolitiek van de afzonderlijke staten en uiteindelijk op iedere arbeider, het eigenlijke subject van de arbeid, grote invloed uitoefenen. Bijvoorbeeld, de meest geïndustrialiseerde landen, ja zelfs en nog meer de fabrieken en productiemaatschappijen, die op zeer grote schaal de industriële productiemiddelen beheersen (die gewoonlijk multinationals of transnationals genoemd worden) berekenen de hoogst mogelijke prijzen voor hun goederen, terwijl ze tevens proberen de grondstoffen of half afgewerkte producten voor de laagst mogelijke prijzen op te kopen. Dit nu is op zijn beurt één van de oorzaken van een steeds groter wordende wanverhouding tussen de nationale inkomsten van de staten die hiermee te maken hebben. De afstand tussen de meeste rijke en arme landen wordt niet kleiner en stabiliseert zich ook niet, maar wordt steeds groter, duidelijk ten koste van degenen die gebrek lijden. Het is duidelijk dat dit iedere plaatselijke arbeidswetgeving en de situatie van de arbeider in de economische zwakkere gemeenschappen beïnvloedt. Als de directe werkgever door dergelijke zakelijke omstandigheden beïnvloed wordt, stelt hij arbeidsvoorwaarden die onder de reële behoeften van de arbeiders liggen, vooral als hij zelf de hoogste mogelijk winst uit de door hem beheerde productiemaatschappij wil halen (of uit de door hem beheerde productiemaatschappijen, als het om een situatie gaat waarin het bezit van de productiemiddelen gesocialiseerd is).
Hieruit kan men gemakkelijk concluderen dat dit systeem van onderlinge afhankelijkheid voor de indirecte werkgever uiterst veelomvattend en ingewikkeld is. Om het nauwkeuriger af te bakenen moet men in zekere zin het geheel van factoren die van beslissend belang zijn in het economische leven evalueren naar het voorbeeld van een bepaalde maatschappij en staat; maar tegelijk moet men rekening houden met veel grotere nauwe betrekkingen en verplichtingen. Het kan echter niet de bedoeling zijn dat de realisering van de rechten van de arbeider niet meer dan een neveneffect is van economische systemen die in meerdere of mindere mate voornamelijk door het criterium van de grootst mogelijke winst geleid worden. Integendeel, het in acht nemen van de objectieve rechten van de arbeider – van welke aard die arbeid ook is, handenarbeid, intellectuele arbeid, fabrieksarbeid of landbouw enz. – moet het adequate en fundamentele criterium zijn om de hele economie vorm te geven, zowel binnen het organisme van iedere maatschappij of staat als op het hele terrein van de economische wereldpolitiek en de internationale betrekkingen die daaruit voortvloeien.
Op dit gebied moeten de hiervoor bestemde internationale organisaties hun gezag uitoefenen; in de eerste plaats echter de Verenigde Naties. Bovendien lijken de Internationale Arbeidersorganisaties en de Wereld Voedsel Organisatie en andere organen vooral op dit gebied nieuwe bijdragen te kunnen leveren. Binnen de grenzen van de afzonderlijke staten vindt men ministeries of departementen van de openbare macht alsmede allerlei sociale organisaties die met dit doel zijn opgericht. Dit alles bewijst nadrukkelijk van hoeveel belang – zoals hierboven gezegd is – de indirecte werkgever is om de rechten van de arbeider volledig te verwezenlijken, aangezien de rechten van de menselijke persoon de wezensfactor en als het ware de spil zijn van de hele sociaal-morele orde.