• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

“En Hij stelde er twaalf aan” (Mc. 3,14). De dogmatische Constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964)
leidt met deze evangelietekst de leer in over het collegiale karakter van de groep van twaalf, gevormd “op de wijze van een college of een vaste groep, waarover Hij Petrus aanstelde, uit hun midden gekozen”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 23 Op gelijksoortige manier zijn de bisschop van Rome, als opvolger van Petrus, en alle bisschoppen, als gezamenlijke opvolgers van de apostelen, onderling verbonden op de wijze van een college. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 22 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 330 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 42

De collegiale eenheid tussen de bisschoppen is gebaseerd op zowel de bisschopswijding als de hiërarchische gemeenschap. Deze raakt dus het diepste wezen van iedere bisschop en behoort tot de structuur van de Kerk, zoals die door Jezus Christus is gewild. Men komt tot de volheid van het bisschopsambt door de bisschopswijding en door de hiërarchische gemeenschap met het hoofd van het College en met de leden; dat betekent dus met het college, waartoe het hoofd altijd behoort. Zo wordt men lid van het bisschoppencollege, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 22 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 336 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 49 en daarom moeten ook de drie taken die men ontvangt bij de bisschopswijding – heiligen, onderwijzen, besturen – uitgeoefend worden in hiërarchische gemeenschap, zij het, gegeven hun verschillende doelstellingen, op verschillende wijzen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 21 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 375. § 2

Dit is de zogenaamde affectus collegialis, de collegiale gezindheid of affectieve collegialiteit, die de basis vormt voor de zorg van de bisschoppen voor de andere particuliere Kerken en voor de universele Kerk. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Audiƫntie, Theologie van het Lichaam,
Deel 1, De oorspronkelijke eenheid van man en vrouw,
catechese over het Boek Genesis
nr. 17, Het geven van het lichaam vormt een authentieke gemeenschap (6 feb 1980), 23
Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 3.5.6 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Motu Proprio, Over de theologische en juridische natuur van Bisschoppenconferenties, Apostolos Suos (21 mei 1998), 13 Als we dan ook zeggen dat een bisschop nooit alleen is, omdat hij altijd verenigd is met de Vader door de Zoon in de Heilige Geest, moeten we daaraan toevoegen dat hij ook nooit alleen is, omdat hij altijd en voortdurend verbonden is met zijn broeders in het episcopaat en met degene die de Heer gekozen heeft als de opvolger van Petrus.

De collegiale gezindheid wordt in verschillende mate en in uiteenlopende vorm tot uitdrukking gebracht, waaronder geïnstitutionaliseerde vormen zoals de Bisschoppensynode, Plaatselijke Concilies, Bisschoppenconferenties, de Romeinse Curie, Ad Limina bezoeken, missionaire samenwerking, enzovoort. De collegiale gezindheid wordt echter slechts ten volle tot uitdrukking gebracht in de collegiale handeling in strikte zin, dat wil zeggen in het handelen van alle bisschoppen samen met hun hoofd, met wie zij het volledige en hoogste gezag over de hele Kerk uitoefenen. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Constitutie, Over de hervorming van de Romeinse Curie, Pastor Bonus (28 juni 1988). Appendix I, 4 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 22 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 337. §§ 1, 2 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 50. §§ 1, 2

Het collegiale karakter van het apostolisch dienstwerk is door Christus zelf gewild. Daarom is de collegiale gezindheid, of affectieve collegialiteit (collegialitas affectiva) altijd onder de bisschoppen aanwezig als communio episcoporum, maar ze komt slechts tot uitdrukking als effectieve collegialiteit (collegialitas effectiva) in bepaalde handelingen. De verschillende manieren waarop de affectieve collegialiteit verwezenlijkt wordt in effectieve collegialiteit zijn van menselijke orde, maar op verschillende niveaus wordt zo aan het goddelijke vereiste voldaan dat het episcopaat collegiaal is. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Constitutie, Over de hervorming van de Romeinse Curie, Pastor Bonus (28 juni 1988). Appendix 1 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 22 Het hoogste gezag van het college over de universele Kerk wordt plechtig uitgeoefend in oecumenische Concilies. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 22

De collegiale dimensie verleent het episcopaat zijn universele karakter. Zo kan er een overeenkomst worden vastgesteld tussen de ene, universele, en daarom ondeelbare Kerk, en het episcopaat als één en ondeelbaar, en daarom universeel. Het beginsel en fundament van deze eenheid, zowel van de Kerk als van het college van bisschoppen, is de paus. Zoals het Tweede Vaticaans Concilie leert, brengt dit college “voor zover het uit velen is samengesteld, de verscheidenheid en de universaliteit van het volk van God tot uitdrukking, doch voor zover het onder één hoofd geschaard is, drukt het de eenheid van de kudde van Christus uit”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 22 Daarom “is de eenheid van het episcopaat een van de constitutieve elementen van de eenheid van de Kerk”. H. Paus Johannes Paulus II, Motu Proprio, Over de theologische en juridische natuur van Bisschoppenconferenties, Apostolos Suos (21 mei 1998), 8

De universele Kerk is niet de som van de particuliere Kerken, noch een federatie daarvan, of zelfs het gevolg van hun onderlinge gemeenschap, want zoals de eerste kerkvaders het uitdrukten en het ook in de liturgie naar voren komt, bestond de Kerk in haar wezenlijke mysterie vóór de schepping. Vgl. Angoulême Sacramentarium: In dedicatione basilicae novae: “Dirige, Domine, ecclesiam tuam dispensatione caelesti, ut, quae ante mundi principium in tua semper est praesentia praeparata, usque ad plenitudinem gloriamque promissam te moderante perveniat”, in: CCSL 159 C, rubr. 1851 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 758-760 Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Brief aan de Bisschoppen van de Katholieke Kerk over enkele aspecten van de Kerk als Communio., Communionis notio (28 mei 1992), 9 In het licht van deze leer kunnen we nog toevoegen dat de verhouding van wederzijdse innerlijkheid tussen de universele Kerk en iedere particuliere Kerk, waarbij de particuliere Kerken “zijn gevormd naar het beeld van de universele Kerk, in en door wie de ene en enige katholieke Kerk bestaat”, 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 23 doorgetrokken kan worden naar de verhouding tussen het gehele bisschoppencollege en iedere bisschop als individu. Daarom mag “het bisschoppencollege niet worden verstaan als de som van de bisschoppen die aan het hoofd van de particuliere Kerken staan, noch als het gevolg van hun gemeenschap, doch we moeten het verstaan als een essentieel element van de universele Kerk; het is een werkelijkheid die het ambt van hoofd van een particuliere Kerk overstijgt”. H. Paus Johannes Paulus II, Motu Proprio, Over de theologische en juridische natuur van Bisschoppenconferenties, Apostolos Suos (21 mei 1998), 12

We kunnen deze overeenkomst tussen de universele Kerk en het bisschoppencollege beter begrijpen in het licht van een uitspraak van het Concilie: “Zo waren de apostelen het zaad van het nieuwe Israël en tegelijkertijd de oorsprong van de heilige hiërarchie.” 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 5 In de apostelen, niet individueel beschouwd maar als college, lag de structuur van de Kerk reeds besloten – die in haar universaliteit en eenheid op hen gegrondvest was – evenals de structuur van het College van bisschoppen, hun opvolgers, het teken van deze universaliteit en eenheid. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 22

Daarom is “het gezag van het bisschoppencollege over de hele Kerk niet het gevolg van de som van de macht van de individuele bisschoppen over hun particuliere Kerken; het is een voorgegeven werkelijkheid waaraan iedere individuele bisschop deel heeft. Zij hebben geen gezag over de gehele Kerk behalve op collegiale basis.” H. Paus Johannes Paulus II, Motu Proprio, Over de theologische en juridische natuur van Bisschoppenconferenties, Apostolos Suos (21 mei 1998), 12 Aan de macht te onderwijzen en te besturen hebben de bisschoppen als college rechtstreeks deel op grond van het feit dat zij lid van het bisschoppencollege zijn, waarin het college der apostelen werkelijk voort bestaat. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 22 Evenals de universele Kerk één en ondeelbaar is, zo is ook het bisschoppencollege een “ondeelbaar theologisch onderwerp”, en daarom is het volledige en universele oppergezag van dit college en van de paus persoonlijk eveneens één en ondeelbaar. Juist omdat het bisschoppencollege een voorgegeven werkelijkheid is, die vooraf gaat aan het ambt van herder van een particuliere Kerk, zijn er veel bisschoppen die, hoewel ze bij uitstek episcopale taken uitoefenen, niet het hoofd van een particuliere Kerk zijn. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Motu Proprio, Over de theologische en juridische natuur van Bisschoppenconferenties, Apostolos Suos (21 mei 1998), 12 Iedere bisschop vertegenwoordigt, altijd in eenheid met zijn broeders en met de paus, Christus, het Hoofd en de Herder van de Kerk. Dat is niet alleen het geval wanneer hij op passende en specifieke wijze het herdersambt van een particuliere Kerk ontvangt, maar ook als hij samenwerkt met de diocesane bisschop in het bestuur van diens Kerk Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 25-26 of als hij deelt in het ambt van de paus als universele herder bij het bestuur van de universele Kerk. In de loop van haar geschiedenis heeft de Kerk, naast de specifieke vorm van het leiderschap van een particuliere Kerk, andere vormen erkend van het uitoefenen van het bisschopsambt, zoals bijvoorbeeld de functie van hulpbisschop of vertegenwoordiger van de paus bij de instanties van de Heilige Stoel of bij pauselijke gezantschappen en ambassades. Ook nu worden, in overeenstemming met het recht, deze vormen toegestaan als ze nodig zijn. Vgl. Bisschoppensynodes, Propositiones - 10e Gewone Algemene Bisschoppensynode (27 okt 2001), 33

Document

Naam: PASTORES GREGIS
Over de Bisschoppen
Soort: H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Auteur: H. Paus Johannes Paulus II
Datum: 16 oktober 2003
Bewerkt: 1 juni 2022

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2025, Stg. InterKerk, Schiedam, test