
Paus Pius XI - 29 juni 1931
NON ABBIAMO BISOGNO Over de verdediging van de Katholieke Actie |
|||
► | Pessimistische menselijke vooruitzichten | ||
► | ‘Ongewijzigde’ hoogachting heeft men aangekondigd |
Voor nog andere en zwaardere bekommeringen plaatst ons de naaste toekomst. In een hoogst officiële en plechtige vergadering onmiddellijk na de laatste aanslagen op de Katholieke Actie, die ons en de katholieken van heel Italië en van de gehele wereld zo pijnlijk getroffen hebben, heeft men plechtig verklaard Deze plechtige verklaring was gegeven door de partijleiding, onder voorzitterschap van Mussolini op 3 juni 1931 bijeen
: "ongewijzigde hoogachting voor de katholieken godsdienst, voor zijn opperhoofd" enz. "Ongewijzigde" hoogachting: dus diezelfde hoogachting, zonder wijziging, die wij ondervonden hebben; dus een hoogachting, gelijk ze tot uitdrukking kwam in de even uitgebreide als hatelijke politiemaatregelen, welke in alle stilte als een onvriendschappelijke verrassing werden voorbereid en bliksemsnel ten uitvoer gelegd, nog wel op de vooravond van onze verjaardag, die voor de katholieke en ook voor de niet-katholieke wereld altijd een aanleiding is voor zoveel attenties en hartelijkheid; dus diezelfde hoogachting, welke oversloeg tot gewelddaden en oneerbiedigheden, die men ongehinderd heeft laten voorkomen. Wat mogen wij dus verhopen, of beter waarop hebben wij ons te verwachten? Men heeft zich afgevraagd, of een dergelijke eigenaardige manier van spreken, van schrijven, in zulke omstandigheden, en zo kort na zulke gebeurtenissen, wel helemaal vrij was van ironie, maar dan een heel treurige ironie; wij van onze kant sluiten dit liever helemaal uit.In dezelfde context en in onmiddellijk verband met deze "ongewijzigde hoogachting" (dus aan hetzelfde adres) werd geïnsinueerd, dat aan overgebleven tegenstanders van de partij "onderkomen en bescherming" verleend werd en "men gaf order aan de leiders van de 9000 fasci van Italië" zich in hun werkzaamheid op deze richtlijnen te inspireren. Meer dan één onder u, eerbiedwaardige broeders, bisschoppen van Italië, heeft het gevolg van dergelijke insinuaties en dergelijke verordeningen reeds proefondervindelijk vastgesteld en er ons ook de droevige mededeling van gedaan: een herhaling van hatelijke bewaking, van aanbrengen, van schrik aanjagen en kwellen. Wat staat ons dus in de toekomst te wachten? Waarop kunnen en moeten wij ons niet verwachten (wij zeggen niet: vrezen; want de vreze Gods verdrijft de vrees voor de mensen), als men, zelfs gelijk wij redenen hebben om aan te nemen, voornemens is onze katholieke jongelui het verlof te weigeren om in alle stilte bijeenkomsten te beleggen, onder bedreiging van strenge straffen voor de leiders?
Wat, zo vragen wij ons nogmaals af, wat hangt ons in de toekomst dreigend boven het hoofd?