Paus Pius XI - 29 juni 1931
NON ABBIAMO BISOGNO Over de verdediging van de Katholieke Actie |
|||
► | Dankbetuiging voor blijken van meeleven | ||
► | Dankbetuiging aan het episcopaat van de gehele wereld. |
De innerlijke vrede, die voortkomt uit het volle en klare bewustzijn de waarheid en de rechtvaardigheid aan zijn zijde te hebben en daarvoor te strijden en te lijden, die vrede, die alleen de goddelijke Koning kan geven en die de wereld, evenmin als ze hem kan geven ook niet kan ontnemen, die gezegende en weldoende vrede heeft ons, dank zij Gods goedheid en barmhartigheid, nooit verlaten; en wij hebben ook alle vertrouwen, dat, wat er ook gebeurt, die vrede ons ook nooit verlaten zal. Maar gelijk destijds in het hart van den lijdenden Jezus, zo kan ook in het hart van zijn trouwe volgelingen die vrede zeer wel gepaard gaan, gij weet het maar al te goed, eerbiedwaardige broeders, met de grootste bitterheden, en ook wij hebben de waarheid van dat geheimenisvolle woord ondervonden: "Ecce in pace amaritudo mea amarissima." / "Zie te midden van mijn vrede is mijn bitterheid het grootst!" (Jes. 38,17) Uw onmiddellijke, talrijke, hartelijke deelneming, die nog altijd voortduurt Zinspeling op de talrijke blijken van meeleven die de Osservatore vanaf 1 Juni bijna onafgebroken tot 30 Juli een dagelijkse rubriek publiceerde onder de titel: Plebiscito di universale affetto. Vgl. Doc. Cath., 26 (1931) 793; 27 (1932) 899-940, eerbiedwaardige broeders, uw broederlijke en kinderlijke gevoelens, en bovenal die zin voor hoge, bovennatuurlijke saamhorigheid en voor innige eenheid van gedachten en gevoelens, van opvattingen en strevingen, die uit uw hartelijke correspondentie spreekt, hebben ons hart vervuld met onuitsprekelijke troost en hebben ons dikwijls de woorden van de psalm op de lippen gebracht: „Secundum multitudinem dolorum meorum in corde meo, consolationes tuae laetificaverunt animam meam." / "En wanneer zware zorgen mijn innerlijk drukken, dan verkwikt uw vertroosting mijn ziel." (Ps. 94, 19) Na God danken wij ook u, eerbiedwaardige broeders, van ganscher harte voor al die vertroostingen, u, tot wie ook wij kunnen zeggen, gelijk Jezus tot uw voorgangers, de apostelen: "Vos qui permansistis mecum in tentationibus meis." / "Gij zijt Mij trouw gebleven bij Mijn beproevingen." (Lc. 22, 28)