Paus Franciscus - 17 oktober 2018
Dierbare broeders en zusters goedendag!
Vandaag zou ik de Paus Franciscus - Audiëntie
Geboden 10 / A. - Gij zult niet doden
Catechesereeks over de Geboden - Sint Pietersplein
(10 oktober 2018); “Gij zult niet doden”. We hebben reeds benadrukt dat in de ogen van God het menselijk leven kostbaar, heilig en onschendbaar is. Niemand mag het leven van een ander of van zichzelf minachten. De mens is het beeld van God en is voorwerp van Gods oneindige liefde, in welke staat hij ook ter wereld komt.
In de Evangelietekst die we zojuist hebben gehoord, openbaart Jezus nog een diepere betekenis van dit gebod. Hij stelt dat voor Gods rechterstoel, ook woede tegen de broeder een vorm van doodslag is. Daarom zal de apostel Johannes schrijven: “Ieder die zijn broeder haat is een moordenaar” (1 Joh. 3, 15). Maar Jezus gaat verder, in dezelfde logica voegt Hij eraan toe dat ook belediging en minachting kunnen doden. En toch vinden wij beledigen gewoon. We beledigen als het ware op het ritme van onze ademhaling. Maar Jezus zegt ons: “Stop, want beledigen doet pijn en doodt”. Minachting is ook het doden van de waardigheid van een mens. Het zou mooi zijn moest deze lering van Jezus opgenomen worden in de geest en het hart en dat ieder van ons zou zeggen: “Nooit zal ik iemand nog beledigen”. Dat is een mooi voornemen want Jezus zegt: “Weet wel, als je minacht, beledigt, haat, dan is dat moord”.
Geen menselijk wetboek stelt zo verschillenden daden gelijk door ze dezelfde graad van schuldigheid toe te kennen. Maar consequent nodigt Jezus zelfs uit het brengen van de offergave naar de tempel te onderbreken als men vaststelt dat een broeder iets tegen je heeft. Men moet naar hem toe gaan en zich met hem verzoenen. Ook wij, zouden, wanneer we naar de Mis gaan, deze houding van verzoening moeten koesteren ten aanzien van mensen met wie we het moeilijk hebben. Ook wanneer we over hen slecht gedacht hebben of hen beschimpt hebben. Vaak gebeurt het echter dat, terwijl gewacht wordt op de priester die voorgaat in de Mis, gekletst wordt en kwaad gesproken wordt over anderen. Dat mag men niet doen. Denken we maar aan de zwaarte van belediging, minachting, haat. Jezus stelt ze gelijk aan doden.
Wat bedoelt Jezus met deze verruiming van het bereik van het Vijfde Gebod? Een mens heeft een heel gevoelig leven en een verborgen ik dat niet minder belangrijk is dan zijn lichamelijk wezen. Inderdaad, om de onschuld van een kind te kwetsen, volstaat een ongepaste uitspraak. Om een vrouw te kwetsen kan een koud gebaar volstaan. Om het hart van een jongere te breken volstaat het hem of haar vertrouwen te ontzeggen. Om een man te vernietigen volstaat het hem te negeren. Onverschilligheid doodt. Het is als aan een ander zeggen: “Voor mij ben jij een dode”, want in je hart heb je hem of haar gedood. Niet liefhebben is de eerste stap naar doden. En, niet doden is de eerste stap van beminnen.
In het begin van de Schrift leest men deze verschrikkelijke zin uit de mond van de eerste moordenaar, Kaïn. Nadat de Heer hem gevraagd heeft waar zijn broeder is, antwoordt Kaïn: “Ik weet het niet. Moet ik dan op mijn broer passen?“ (Gen. 4, 9). Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2259. “In het verhaal van de moord van Kaïn op zijn broer Abel, toont de Schrift hoe, vanaf het begin van de geschiedenis van het mensdom, ten gevolge van de erfzonde, woede en begeerlijkheid in de mens aanwezig zijn. De mens is de vijand geworden van zijn naaste. God laakt de gruwelijkheid van deze broedermoord: ‘Wat hebt gij gedaan? Hoor het bloed van uw broer roept uit de grond tot mij. Daarom zult gij vervloekt zijn, verbannen van de grond die zijn mond heeft geopend om uit uw hand het bloed van uw broer te ontvangen’ (Gen 4,10-11).” Dat is de taal van moordenaars: moeten wij op onze broers passen? Natuurlijk wel! We zijn de hoeders, de een van de ander! Dat is de weg van het leven, de weg van het niet doden.
Menselijk leven heeft nood aan liefde. Wat is waarachtige liefde? Dat is wat Christus ons heeft getoond: barmhartigheid. De liefde die we niet kunnen ontberen, is die van de vergiffenis, die omhelst wie ons heeft kwaad gedaan. Niemand van ons kan zonder barmhartigheid overleven. Allen hebben we nood aan vergiffenis. Dus, als doden betekent iemand vernietigen, opruimen, uitschakelen, dan betekent niet doden: verzorgen, waarderen, omhelzen. En ook vergiffenis schenken.
Niemand mag de begoocheling koesteren: “Ik ben in orde, ik doe geen kwaad”. Grondstoffen en planten leiden dat soort bestaan. Een mens niet. Een mens – man of vrouw – niet. Van een man of vrouw wordt meer geëist. We moeten het goede doen dat voor elk van ons bereid is. Ieder het zijne, dat wat ons ten diepste tot onszelf brengt. “Gij zult niet doden” is een uitnodiging tot liefde en barmhartigheid. Het is een roeping om te leven zoals de Heer Jezus, die voor ons zijn leven heeft gegeven en voor ons is verrezen. Ooit hebben we hier op het plein over dit onderwerp samen de uitspraak herhaald van een heilige. Misschien kan het ons helpen: “Geen kwaad doen is goed. Het goede niet doen is niet goed”. Altijd moeten we het goede doen. Verder gaan.
De Heer heeft ons bestaan geheiligd. Hij heeft het, met zijn bloed, een onschatbare waarde verleend. Hij, ”de leidsman ten leven” (Hand. 3, 15) door wie elkeen een geschenk is van de Vader. In Hem, in zijn liefde sterker dan de dood en door de kracht van de Geest die de Vader ons schenkt, kunnen we het woord “Gij zult niet doden” omhelzen als de meest belangrijke en wezenlijke oproep. Met andere woorden, niet doden betekent: roeping tot liefhebben.