2 maart 2018
DE SYNODALITEIT IN HET LEVEN EN DE ZENDING VAN DE KERK | |||
► | Naar een theologie van de synodaliteit | ||
► | Synodaliteit in de traditie van de apostolische gemeenschap |
De constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964) leert dat Jezus de Twaalf heeft ingesteld "als een college (collegium), dat wil zeggen een bestendige groep (coetus), en Petrus, uit hun midden gekozen, stelde Hij aan hun hoofd." 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 19 Zij bevestigt dat de bisschoppelijke opvolging geschiedt door de wijding van de bisschoppen, die hun de volheid van het wijdingssacrament verleent en hen integreert in de collegiale en hiërarchische gemeenschap met het hoofd en de leden van het college. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 21 Zij verklaart daarom dat het bisschoppelijke ambt, dat overeenstemt met en afgeleid is van het apostolische ambt, een collegiale en hiërarchische vorm heeft. Ze beklemtoont het verband tussen de sacramentaliteit van het bisschopsambt en de bisschoppelijke collegialiteit door de interpretatie af te wijzen die het bisschoppelijke ambt loskoppelde van zijn sacramentele wortel en de collegiale dimensie verzwakte, waarvan de Traditie getuige was. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 22. a: "Zoals door de instelling van de Heer de heilige Petrus en de overige Apostelen één apostolisch College vormen, zo zijn op gelijkaardige wijze de Paus van Rome, de opvolger van Petrus, en de Bisschoppen, de opvolgers van de Apostelen, met elkaar verbonden". Zo integreert 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964) in het kader van de communioecclesiologie en van de collegialiteit de leer van Vaticanum I over de bisschop van Rome als "het blijvend en zichtbaar beginsel en fundament van de eenheid zowel van de bisschoppen als van de menigte van de gelovigen." 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 23. a
Op basis van de leer van de sensus fidei van het volk van God en van de sacramentele collegialiteit van het episcopaat in hiërarchische gemeenschap met de paus, kan de theologie van de synodaliteit worden verdiept. De synodale dimensie van de Kerk brengt tot uitdrukking dat alle gedoopten actieve subjecten zijn en wijst tegelijkertijd op de specifieke rol van het bisschoppelijke ambt in de collegiale en hiërarchische gemeenschap met de bisschop van Rome.
Deze ecclesiologische visie nodigt ons uit om de synodale gemeenschap tussen "allen", "sommigen" en "één" te ontvouwen. Op verschillende niveaus en in verschillende vormen, op het niveau van de lokale Kerken, op het niveau van hun regionale groepering en op dat van de universele Kerk, impliceert synodaliteit de uitoefening van de sensus fidei van het universitas fidelium (allen), het leidende ambt van het college van de bisschoppen, elk met zijn presbyteraat (sommigen), en het eenheidsambt van de bisschop en van de paus (één). Het resultaat is dat, in de synodale dynamiek, het gemeenschapsaspect dat het hele volk van God omvat, de collegiale dimensie met betrekking tot de uitoefening van het bisschoppelijke ambt en het primatiale ambt van de bisschop van Rome met elkaar worden verbonden.
Deze correlatie bevordert de unieke eenstemmigheid (singularis conspiratio) tussen de gelovigen en de herders Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 10, die een icoon is van de eeuwige levende eenstemmigheid in de Allerheiligste Drie-eenheid. Op deze manier "streeft de Kerk onafgebroken naar de volheid van de goddelijke waarheid, totdat in haar de woorden van God in vervulling gaan". Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 8
De vernieuwing van het synodale leven van de Kerk vereist de activering van procedures voor de consultatie van het hele volk van God. "De praktijk van het raadplegen van de gelovigen is niet nieuw in het leven van de Kerk. In de Kerk van de middeleeuwen werd daarvoor een Romeins rechtsbeginsel gebruikt: Quad omnes tangit, ab omibus tractari et approbari debet (dat wil zeggen, wat iedereen aangaat moet door iedereen besproken en goedgekeurd worden). In alle drie domeinen van het kerkelijke leven (geloof, sacramenten, bestuur) was de traditie een combinatie van een hiërarchische structuur met een concreet regime van samenwerking en overeenstemming, en dat werd beschouwd als een apostolische praktijk of een apostolische traditie" Internationale Theologische Commissie, "Sensus Fidei" in het Leven van de Kerk (10 juni 2014), 122 Dit axioma wordt niet begrepen in de zin van conciliarisme op kerkelijk niveau, noch van parlementarisme op politiek niveau. In plaats daarvan helpt het te denken in termen van het uitoefenen van synodaliteit in de schoot van de kerkelijke gemeenschap.
In de katholieke en apostolische visie op synodaliteit is er een wederzijdse implicatie tussen de communio fidelium, de communio episcoporum en de communio ecclesiarum. Het begrip synodaliteit is ruimer dan het begrip collegialiteit, omdat het de deelname van allen in de Kerk en van alle Kerken omvat. Collegialiteit drukt goed uit hoe de gemeenschap van het volk van God tot stand komt en wordt uitgedrukt op het bisschoppelijke niveau, dat wil zeggen in het college van bisschoppen cum Petra en sub Petra, en daarmee in de gemeenschap tussen alle Kerken. Het begrip synodaliteit impliceert dat van collegialiteit, en vice versa, in zoverre dat deze twee realiteiten, die verschillend zijn, elkaar als authentiek erkennen en in stand houden. De leer van Vaticanum II over de sacramentaliteit van het episcopaat en de collegialiteit vormt een fundamenteel theologisch uitgangspunt voor een correcte en integrale theologie van de synodaliteit.