
2 maart 2018
De consensus in deze visie op de Kerk laat toe om met sereniteit en objectiviteit de aandacht te richten op de belangrijke theologische knopen die nog moeten worden ontward. Allereerst is er de kwestie van de relatie tussen de deelname aan het synodale leven van alle gedoopten, in wie de Geest van Christus de sensus fidei opwekt en voedt, en de daaruit voortvloeiende bekwaamheid en verantwoordelijkheid bij het onderscheiden van de zending, en het eigen gezag van de herders, afgeleid van een specifiek charisma dat hun op sacramentele wijze is toevertrouwd. Vervolgens gaat het om de interpretatie van de communio tussen de lokale Kerken en de universele Kerk die door de communio tussen hun herders met de bisschop van Rome wordt uitgedrukt. Hier moet bepaald worden wat tot de legitieme pluraliteit behoort van de vormen waarin het geloof zich in de verschillende culturen uitdrukt en wat behoort tot hun eeuwigdurende identiteit en hun katholieke eenheid.
In deze context vormen de verwerkelijking van het synodale leven en de verdieping van de theologische betekenis ervan een uitdaging en een kans van groot belang bij de voortzetting van de oecumenische tocht. Het is inderdaad aan de horizon van de synodaliteit dat, met creatieve trouw aan het depositum fidei en in overeenstemming met het criterium van de hierarchia veritatum 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 11, die "uitwisseling van gaven" veelbelovend is, waardoor het mogelijk is elkaar op de weg naar de eenheid als verzoende harmonie wederzijds te verrijken met de onuitputtelijke rijkdom van het mysterie van Christus, die tot uitdrukking komt in de schoonheid van het aangezicht van de Kerk.