H. Paus Johannes Paulus II - 29 oktober 1983
Eerbiedwaardige broeders,
'Misericordias Domini in aeternum cantabo' (De barmhartigheid van de Heer wil ik eeuwig bezingen; (Ps. 89, 2). Aan het einde van de synode welke ons bijeenbracht om ons te bezinnen op 'verzoening en boete in de zending van de kerk', kan het gevoel dat spontaan uit onze harten opwelt, alleen maar zijn, dat wij de oneindige goedheid van God prijzen en dankzeggen, welke 'zijn grootheid vooral toont door ons genadig te zijn en barmhartigheid te bewijzen' (vgl. Collecte van de 26e zondag door het jaar).
Dit gevoelen brengen wij tot uitdrukking in een geest, welke zich diep bewust is van onze eigen zwakheden en ook die van de gelovigen die aan onze herderlijke zorgen zijn toevertrouwd. Misschien doen wij de waarheid niet tekort, wanneer wij in de moeilijkheden en spanningen die tijdens de discussies naar voren kwamen, een aanwijzing zien van hetgeen in het kerkelijk lichaam verzoening en genezing nodig heeft door boete voor de eigen zonden en de zonden van alle mensen. Want de herders dragen de pijnen en kwetsuren van hun kudde, ook al is deze er zich niet van bewust: het is de genade van de synode dat deze pijnen en kwetsuren zodanig in het licht worden gesteld, dat wij de genezing ervan verkrijgen en heling door er boete voor te doen door de genade van de verzoening. De synodevaders hebben in hun discussies ervaren wat het voorwerp van de boete moet zijn, namelijk datgene waarvan vergeving van God moet worden verkregen. Bewogen door dit bewustzijn is gedurende de synodezittingen meer dan eens de wil naar voren gekomen om uiterlijk, door een gemeenschappelijke daad van boete, uiting te geven aan wat het thema van onze werkzaamheden vormde gedurende deze laatste weken. Een dergelijke daad van boete was de vrome oefening van de kruisweg welke wij aan het eind van de synode hielden. Door de overweging van het lijden van Christus hebben wij ons naar de bedoelingen van het jaar van de verlossing gevoegd, welke in elke afzonderlijke kerk worden voortgezet. In Rome vieren wij het in de parochies, in elke basiliek en vooral in de Vaticaanse basiliek van Sint Pieter.
Ik dank alle broeders in het bisschopsambt, die samen met mij op 25 maart het jubileum van de verlossing hebben geopend en die in hun bisdommen voor de viering ervan zorg dragen.
Ik dank ook allen die dit jaar naar Rome komen. Het aantal pelgrims is vooral de laatste maanden zeer toegenomen. Het is ook troostend dat veel mensen tot het sacrament van de boete naderen. Wij dragen er zorg voor dat het aantal biechtvaders voldoende is.
Het plan een buitengewoon jubileum af te kondigen in verband met de 1950e verjaardag van de verlossing werd pas laat opgevat. De H. Paus Johannes Paulus II - Toespraak
Opgaan naar de Verlosser
Toespraak over het komend heilig jaar tot de Curie-Kardinalen bij hun overbrengen van de Kerstwensen
(23 december 1982). Ofschoon de voorbereiding vrij bescheiden was, heeft het initiatief toch blijkbaar de gemoederen zeer aangesproken. Het lijkt namelijk te beantwoorden aan een door velen gevoelde behoefte. Deze behoefte bestaat in feite ten aanzien van het mysterie van de verlossing als bron van verzoening en boete in de kerk en in de wereld van deze tijd. Ongetwijfeld blijkt in deze behoefte de angst waardoor de mens van het tweede millennium dat ten einde loopt, wordt aangegrepen.
Het plan om het jaar van de verlossing te vieren kwam later dan het besluit de synode bijeen te roepen, waarvan het thema is: 'Verzoening en boete in de zending van de kerk'. Maar het is tegelijk gemakkelijk de aandacht erop te vestigen, dat deze twee initiatieven elkaar wederzijds op een bijzondere wijze aanvullen. Het samengaan van beide initiatieven moet erkend worden als iets, dat door de goddelijke voorzienigheid is gegeven. Zo vloeit de synode in zekere zin voort uit hetgeen de kerk door het jaar van de verlossing tracht te beleven - en tegelijk vindt het buitengewoonjubileum in de werkzaamheden van de synode een bijzondere verdieping van de theologische leer en de pastorale praktijk.
Ik wil de goddelijke voorzienigheid daarvoor op bijzondere wijze danken.
Maar tevens wil ik u danken, zeergeliefde broeders, en alle bisschoppen van de kerk. Ik heb dat reeds gedaan op de dag dat deze synode begon. Ik dank, dat onze gedachten en zorg zich hebben geconcentreerd op deze zaak van groot belang: op 'verzoening en boete'. Wat mij betreft heb ik een grote behoefte gevoeld dit probleem, dat van levensbelang is voor het christelijk bestaan, onder ogen te zien. Dit heb ik vooral reeds verklaard in de encycliek die met de woorden H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Dives in Misericordia
Over de Goddelijke Barmhartigheid
(30 november 1980) begint, waarvan de voornaamste delen over de 'metanoia' handelen, dat wil zeggen de boete als bekering, ja zelfs over de onafgebroken bekering tot God. De verzoening is als het ware de vrucht van deze bekering -
zowel de verzoening met God als de verzoening met de mensen, onze broeders.
Aldus blijken boete en verzoening een dimensie te zijn - ja zelfs een fundamentele dimensie - van heel het menselijk bestaan. De synode die over 'verzoening en boete' handelde, heeft daarom vooral een existentieel belang. Daarin raken wij als het ware de wortels van de vraag wat christenzijn betekent in de wereld van onze tijd. Daarom moet de crisis waarin de boete in haar verschillende vormen verkeert, een reden tot zorg zijn. Het gaat hier ook om de boete als bepaalde en zinvolle levensvormen die aan het volk van God eigen zijn, zowel in het oude als nieuwe testament. Het drietal 'vasten, aalmoes, gebed' - samen met andere dagelijkse vormen van boete, die door het leven zelf worden opgelegd of vrijwillig worden aanvaard - dit drietal geeft niet alleen bepaalde daden weer (boetewerken), maar getuigt ook van een levende band met God in de wijze zelf waarop de gelovige mens leeft: een band die doortrokken is van metanoia. De bekering tot God, de terugkeer tot Hem, uit zich niet alleen door gebed, maar ook door het 'zich afwenden' en 'zich losmaken' van de schepselen (door vasten), vooral wanneer deze de vereniging met God in de weg staan. Daaruit volgt de ontvankelijkheid van de mens voor andere mensen (door de aalmoes).
Onze pastorale bezorgdheid betreft ook de meer innerlijke houdingen die onder christenen worden waargenomen, vooral in bepaalde kringen, milieus en samenlevingen. In hen ontbreekt de boetedimensie. De praktijk van het boetesacrament is geen afzonderlijke kwestie, maar heeft - al dan niet - zijn wortels in deze fundamentele bestaanswijze van de mens, wanneer de oproep van Christus hem bereikt, welke reeds vanaf de eerste woorden van het evangelie weerklinkt: 'Bekeert u - paenitemini'.
Het is verontrustend, dat mensen die zich door de veranderingen laten meeslepen, vervreemden van de boetehouding en ook van de 'boete'-praktijken van het christelijk leven, die vroeger nauwkeurig waren bepaald, en dat in plaats daarvan geen nieuwe praktijk wordt ingevoerd die meer aan de noden en mogelijkheden van onze tijd beantwoordt en tegelijk voldoende zinvol en dynamisch is. Met andere woorden, het is verontrustend, dat op dit voor het hele leven zo wezenlijke gebied als de 'metanoia-boete' misschien een leegte sui generis (van een eigen aard), een zeker gebrek ontstaat. Dit gebrek zou, wanneer het werkelijk de overhand zou krijgen, het hele 'mysterie' van het christelijk leven treffen en zich vervolgens uiten in het gedrag tegenover het sacramentele leven, vooral tegenover de sacramenten van boete en eucharistie. In de encycliek die met de woorden H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Redemptor Hominis
De Verlosser van de mensen
(4 maart 1979) begint, heb ik de aandacht reeds op dit onderwerp gevestigd.
Dit is juist de zorg - ik acht het onze gemeenschappelijke zorg - welke op de bisschoppensynode van 1983 tot uitdrukking is gebracht. Daarmee lijkt evenwel een tweede zorg samen te gaan, welke verband houdt met de veelvoudige betekenis van het woord 'verzoening', niet alleen in de religieuze taal van de heilige boeken, maar ook in het wereldlijk spreek- en schrijfgebruik.
Hier bevinden wij ons op het terrein van de dialoogcirkels waarover Paulus VI reeds tijdens het concilie handelde (in de encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Ecclesiam Suam
Over de Kerk
(6 augustus 1964): een dialoog op het gebied van het christendom (oecumenisme); vervolgens een dialoog op het gebied van de niet-christelijke godsdiensten, en tenslotte een dialoog met 'de wereld'. Paulus VI heeft al deze dialoogcirkels samengevat door zijn begrip 'heilsdialoog', en dit in het kader geplaatst van de zending van de kerk en van de evangelisatie. Vgl. H. Paus Paulus VI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Evangelisatie in de Moderne Wereld, Evangelii Nuntiandi (8 dec 1975) Door de kwestie verzoening en boete te behandelen heeft de synode deze beoordeeld op het terrein van de eigenlijke zending van de kerk en de eigenlijke evangelisatie. Zowel het oecumenisme als het zoeken van toenaderingswegen tot de niet-christelijke godsdiensten hadden een plaats in het thema verzoening en boete.
Wat de wereld van deze tijd betreft, zien wij daar toenemende onenigheden en in verschillende mate gevaarlijke conflicten. Deze roepen alle met luide stem om verzoening - met luide stem, omdat met de dag de rampen en zeer ernstige beroeringen duidelijker worden, waarmee deze toenemende onenigheden de mensheid bedreigen.
In uw interventies hebt u een ernstige bezorgdheid over de vrede in de wereld te kennen gegeven. De situatie in de wereld is zeer kritiek en ook ik ben zeer bezorgd. De kerk moet zich er met alle middelen welke haar ter beschikking staan voor inspannen om de gevaren te bezweren die de veiligheid van heel de mensenfamilie bedreigen en de leiders van de naties aanmoedigen zich zonder dralen te richten op hetgeen tot een gewaarborgde duurzame vrede bijdraagt.
Afgelopen donderdag heb ik de presidenten van de Verenigde Staten van N oord-Amerika en van de opperste sowjet van de Sowjetunie dringend gevraagd niet op te houden met elkaar te onderhandelen - want dit is het enige middel waardoor geschillen en conflicten die wegens eigenbelang zijn ontstaan, worden bijgelegd - en een eind te maken aan de bewapeningswedloop welke de mensheid van onze tijd met zoveel angst vervult. Daar de kerk zich van deze zaken tenvolle bewust is, houdt ze niet op de boodschap van rechtvaardigheid en vrede te verkondigen overeenkomstig de noden en gevaren van onze tijd. Dit doen zowel de bisschop van Rome als de bisschoppen afzonderlijk, zowel de Apostolische Stoel als de afzonderlijke episcopaten, die dit punt van hun verkondiging en actie een deel van de evangelisatie achten.
Op deze synode is dit probleem ook in een nieuw licht gesteld: want het vormt een noodzakelijk deel van de 'verzoening en boete', van de 'metanoia' dat in zekere zin het eerste woord van het evangelie is. Wanneer in analoge zin gesproken kan en moet worden over sociale zonde en ook - omdat de eigenlijke zonde een daad van de persoon is - over 'structurele zonde', rijst voor ons, herders en theologen, de vraag: welke boete en welke sociale verzoening moeten aan deze 'analoge' zonde beantwoorden.
De synode heeft met dit probleem alleen maar een begin gemaakt en het weergegeven in zover het op de evangelische roeping betrekking heeft.
Want de weg waarop namelijk de zonde radicaal wordt overwonnen - in heel haar aard en in elke graad - is de evangelische weg, welke 'metanoia' wordt genoemd: de weg van de verzoening door boete, dat wil zeggen bekering.
Maar in feite schijnen de twee aangeduide problemen de bestanddelen te vormen van de huidige boetecatechese van de kerk. De boetecatechese is evenwel tegelijk een voorbereiding op het boetesacrament. Wij moeten in de kerk van onze tijd de mensen op het boetesacrament voorbereiden overeenkomstig een evenredig aangepaste boetecatechese. Tegelijk moeten wij altijd het diep persoonlijk karakter van dit sacrament voor ogen houden, hetgeen de sociale dimensie van de zonde en de boete geenszins uitsluit.
Wij moeten tevens zijn centrale plaats in heel de heilsbedeling en zijn bijzondere band met het paasmysterie van Christus en de kerk voor ogen houden. Onmiddellijk na zijn lijden en dood, op de dag zelf van zijn verrijzenis - toen Hij zijn apostelen voor het eerst bezocht, die in het cenakel bijeen waren, heeft Jezus Christus namelijk deze woorden uitgesproken: 'Ontvangt de Heilige Geest. Aan wie ge de zonden vergeeft, zijn ze vergeven, en aan wie ge ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven' (Joh. 20, 22-23). Het belang van deze woorden en van de gebeurtenis is zodanig, dat ze naast het belang van de eucharistie dient te worden geplaatst.
Op deze synode hebben wij veel gesproken over het sacrament van de boete in de kerk van de tijd na het concilie, terwijl wij de normen voor ogen hadden, welke in de Congregatie voor de Riten
Ordo Paenitentiae
Ordo van het Sacrament van Boete en Verzoening (2 december 1973) zijn vervat.
Kenmerkend voor al deze stemmen was, dat wij ons bewust werden een zeer diepe kwestie te behandelen. Wij verlangen namelijk niets anders dan de wil van onze Heer te volbrengen, die ons op een. bijzondere wijze dit sacrament heeft overgedragen en toevertrouwd voor het welzijn van de kerk en het heil van de mens. Dit verlangen kwam tot uiting in alle stadia van de discussies om tenslotte te worden weergegeven in de 'voorstellen van de synode'. De tijd waarover wij beschikken staat ons niet toe langer stil te staan bij de verschillende kwesties die op de synodebijeenkomst over boete en verzoening werden behandeld, wat zowel het leerstellig aspect betreft als de wijzen ze in de concrete . situaties toe te passen. Daarover zal passend worden gehandeld in het document, waarin met Gods hulp heel de rijkdom van de elementen die in de synode naar voren zijn gekomen, bijeen zal worden gebracht.
Het kerkelijk gebeuren dat vandaag wordt besloten, is, wat de ernst van zijn inhoud aangaat, met bijzondere zorg voorbereid. Ik wil mijn hartelijkste erkentelijkheid uitspreken aan allen die er bijzonder actief aan hebben deelgenomen. Ik wil dus wat dit betreft graag uitdrukkelijk de drie gedelegeerde kardinalen-voorzitters noemen, de relator kard. Carlo Maria Martini, de secretaris-generaal aartsbisschop Josef Tomko, de bijzonder secretaris pater José Saraiva Martins, en de deskundigen. Mijn gedachten gaan eveneens uit naar de waarnemers en waarneemsters, de verschillende commissies, raden en helpers. Allen hebben met grote ijver gewerkt en verdienen lof en erkentelijkheid. Onze dank gaat tevens uit naar allen die in de kerk de werkzaamheden en ijver van de synodevaders met hun gebed hebben ondersteund. In de voorbereidingstijd heeft ook een nauwkeuriger beschouwing van de bisschoppensynode als zodanig plaats gehad, de mogelijkheid van een juister en zo mogelijk volmaakter functioneren, van mogelijke veranderingen en verbeteringen in haar procedure. Al deze problemen zijn door de secretaris-generaal van de synode uiteengezet in zijn inleidingsverslag. Een nieuwe stap was ook het rapport van bisschop Javier Lozano Barragán, dat ons in staat heeft gesteld in het kader van elk land in de verschillende delen van de wereld, te zien wat men zou kunnen noemen de 'toepassing' welke is gegeven aan de vorige synodezitting 1980 over het thema huwelijk en gezin in de zending van de kerk.
Van mijn kant wil ik vooral danken voor al deze initiatieven. De bisschoppensynode die de kerk als een erfenis van het Tweede Vaticaans Concilie heeft ontvangen, is werkelijk een groot goed. Wij raken er steeds meer van overtuigd. En elke zitting bevestigt ons in deze mening. Ik denk dat ik met deze woorden de gedachte van allen tot uitdrukking breng, maar ik wil vooral de mijne.. tot uitdrukking brengen.
De bisschoppensynode is een bijzonder verheven uiting van de bisschoppelijke collegialiteit van de kerk - en haar bijzonder doeltreffend middel. Wellicht kan dit middel worden verbeterd. Misschien kan de collegiale verantwoordelijkheid nog vollediger op de synode tot uitdrukking worden gebracht. Niettemin moet worden vastgesteld, dat de synode in de vorm waarin ze bestaat en werkt (in dit jaar des Heren 1983), een zeer grote dienst aan de kerk bewijst. Deze dienst is van groot belang voor het leven van de kerk, voor wat haar 'zelfverwezenlijking' wordt genoemd. Ze is van groot belang voor onze herderlijke bediening, voor juist de collegiale bediening.
De structuur van de synode is zodanig, dat ze ons allen in korte tijd in staat stelt een synthetisch en dus voldoende genuanceerd beeld te krijgen van een bepaald probleem (zien) en er conclusies uit te trekken (oordelen), die belangrijk zijn voor het optreden van de kerk (handelen). Men zou kunnen zeggen dat de synode een tegelijk bescheiden en toch voldoende doeltreffend middel is.
Wanneer formeel het adviserend karakter van de synodewerkzaamheden overheerst, is het toch niet moeilijk enigermate te zien dat deze 'adviezen' tegelijkertijd een belangrijke kerkelijke betekenis hebben. Het is daarom des te belangrijker dat de documenten die na de synode verschijnen, het gemeenschappelijk denken weerspiegelen van de synodebijeenkomst en van de paus die haar ambtshalve voorzit.
In deze geest wil ik ieder van u en u allen, eerbiedwaardige en zeergeliefde broeders, vandaag zeggen hoezeer ik de synodale gemeenschap van deze laatste vier weken waardeer. De liefde van de kerk vraagt dat zij, die onze moeder is, steeds beter wordt gekend, opdat wij haar steeds daadwerkelijker op deze weg kunnen dienen! Vanuit dit oogpunt is de synodale ervaring, de mogelijkheid de bisschoppen van heel de wereld te ontmoeten, de talrijke gefundeerde meningen te vernemen, voor mij een bijzonder kostbare en belangrijke zaak. Daardoor kan ik steeds beter de kerk begrijpen die Christus de Heer ons allen heeft toevertrouwd, toen Hij haar toevertrouwde aan de apostelen en aan Petrus. Deze gelukkige en broederlijke ervaring, beleefd binnen deze synodale gemeenschap, doet me spontaan denken aan enige van onze broeders in het bisschopsambt die, hoewel zij wilden en de Apostolische Stoel ervoor ijverde, niet onder ons aanwezig konden zijn. De afwezigheid van hun vertegenwoordigers heeft de bisschoppen van Litauen, Letland en Laos verhinderd direct deel te nemen aan deze belangrijke gebeurtenis van de katholieke kerk. Bovendien zijn de bisschoppen van Tsjechoslowakije slechts aanwezig kunnen zijn door één van de twee aangewezen vertegenwoordigers. Deze synodebijeenkomst is op die manier verstoken gebleven van de interventies welke deze broeders hadden kunnen houden over de pastorale situatie van hun gebieden.
De synodale gemeenschap heeft altijd iets in zich van de eerste bijeenkomst van de apostelen rond de moeder van Christus, die de komst van de Heilige Geest afwachtten, die op pinksterdag zou neerdalen.
Moge onze synodale gemeenschap welke bijeen werd geroepen rond 'verzoening en boete' en getekend is door de plechtige heiligverklaring van Leopold Mandie, voortreffelijk dienaar van de biecht, de kerk door de voorspraak van de moeder van Christus voorbereiden op het ontvangen van de Heilige Geest: de Geest van bekering - de Geest van vrede.
Evenals de apostelen in het cenakel zijn ook wij samen in een vurig gebed met de moeder van Christus en de moeder van de kerk. Wij voelen een bijzondere behoefte aan haar voorspraak voor de zeer grote problemen op het gebied van de menselijke gewetens en tegelijk voor de problemen die op het toekomstig leven van de hele mensenfamilie drukken als een pijnlijke last van onze tijd.
Alleen in de kerk van Christus kan deze last door de voorspraak van zijn moeder 'zoet en licht' worden. Ze kan op de schouders van de mens worden gelegd als een last van heil en teken van hoop.